Sociale hervormingen - pagina 163
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
153 die der wet van 1899; gedeeltelijke ontzegging der rente kent het ontwerp echter niet. De omstandigheden waaronder een misdrijf begaan is kunnen zoozeer verschillen, dat het niet wenschelijk is de ontzegging der rente imperatief voor te schrijven. Is een verzekerde bij een vechtpartij verwond en daardoor invalide geworden, dan heeft hij de invaliditeit wel aan zich zelf te wijten, maar er bestaat geen genoegzame reden tot ontzegging der invaliditeitsrente, indien er althans geen omstandigheden aanwezig zijn, die de schuld van den verzekerde ernstig verzwaren. Heeft daarentegen een verzekerde het ongeval, dat invaliditeit veroorzaakte, gekregen bij een nachtelij ken diefstal met inbraak, dan zal er van toekenning van invaliditeitsrente wel geen sprake wezen. Er zullen zich ook twijfelachtige gevallen voordoen, maar dit is geen reden om de bevoegdheid te geven de rente voor een deel te ontzeggen is het bestuur der Bank of de administratieve rechter van oordeel, dat er geen termen zijn om de rente voor het geheel te ontzeggen, dan behoort de volle rente te worden toegekend. Een andere regeling zou er licht toe leiden bij de beslissing in aanmerking te nemen het bedrag der rente. Was deze laag, dan zou de rente voor het geheel worden toegekend, terwijl zij, onder overigens gelijke omstandigheden, slechts voor een deel zou zijn toegekend, indien het bedrag der rente tweemaal zoo hoog was geweest. Het gevolg zou zijn dat verzekerden, die g'eregeld de premiën betaald hadden, eerder gekort zouden worden dan zij die ongeregeld hadden gestort. De invaliditeitsrente zal overigens in den regel niet zóó hoog zijn, dat bijv. de helft der rente den verzekerde voor gebrek zou vrijwaren. De korting zou dus óf weinig beteekenend zijn óf de rente zoodanig verminderen, dat de verzekerde toch armlastig werd: geen van beiden is wenschelijk. Bevoegdheid om de rente te ontzeggen, indien de invaliditeit het gevolg is van letsel bekomen bij het begaan van een overtreding, geeft art. 38 niet. Ondergeteekenden achten geen termen aanwezig voor een bepaling, waarbij de bevoegdheid wordt verleend ingeval van ontzegging der rente haar toe te kennen aan de betrekkingen van den verzekerde. In art. 40 geldt het een ander geval: daar is de rente verkregen en kan zij, indien de verzekerde in het genot daarvan geschorst wordt, aan anderen uitgekeerd worden. In het geval van art. 38 geeft de invaliditeit, door de wijze waarop zij ontstaan is, geen aanspraak op rente; aan de betrekkingen van den verzekerde kan niet worden toegekend het genot, waarop de verzekerde zelf nooit aanspraak heeft gehad. Bestaat er vermoeden dat het letsel, oorzaak der invaliditeit, bij het plegen van of deelnemen aan een misdrijf of bij poging daartoe is bekomen, en is er een strafvervolging ingesteld, dan zal het bestuur der Bank het verzoek om rente niet
met
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's