Om de oude wereldzee - pagina 33
Het raadsel van den Islam - Het land der Pharao's - Soedan - De Hellenen - Sicilie - Het protectoraat van Tunis - De Algerijnsche kolonie - Marokko - Spanje - Portugal
HET RAADSEL VAN DEN ISLAM. oader deze voorwaarde,
mits
kend,
erkenden,
gebieder
Islamitischen
dat
zij
ze
al
't
de
niet
19
hoogheid van den religieus,
dan toch
politiek en de facto.
De
van die hoogheid beheerschte van meet af geheel de verhouding, waarin de Mohammedanen zich tegenover andere eisch tot erkenning
Omdat Allah de
en andersdenkende personen plaatsen.
natiën
gebieder was over heel deze aarde,
Al-
kwam rechtstreeks aan de geloovige
van dien Allah het zeggenschap over heel de wereld Dieper opgevat hadden eigenlijk alleen de geloovigen d. z. de
heirscharen toe.
van den Islam, recht van bestaan.
Allah was aller heeren Heer en het Hoofd van den Islam was Zijn representant op aarde. In dit hoog besef zond Mohammed reeds in 629, anderen zeggen reeds in 627, en alzoo pas vijf jaren na de Hegira, nog eer zelfs zijn macht volgers
in
Mekka op
vasten grondslag rustte, brieven aan alle naburige Vorsten
en Bewindvoerders, tot
zelfs
aan den Koning van Perzië en aan den
Keizer te Constantinopel, waarin alle deze Vorsten werden opgeroepen,
om
zich tot den Islam te bekeereu, en zich
den Profeet te Mekka te onderwerpen. een Grootzegel
voorzien,
Gezant van Allah!'' pas
opkomend
In
Arabië
Vreemd mag het
De
zenden, en,
„Mohammed de
:
heeten, dat zulke brieven van een
gaven de Vorsten van
aanstonds gewonnen. vriendelijk.
waarin stond afgedrukt
secte-hoofd toch aanstonds een ernstigen indruk maakten,
zelf
de lafheid, aan
met hun land en volk aan Deze brieven waren van
Yamamah
en Bahrem zich
De Christen-Negus van Abessynië antwoordde
Byzantijnsche onderkoning van Egypte beging zelfs
Mohammed twee
Koptische deernen voor
zijn
Harem
te
Keizer Heraclius antwoordde in zeer hoffe-
last nat least,
termen. Alleen Chosroës, de Koning van Perzië vloog in woede
lijke
,
op,
verscheurde
last
aan
om Mohammed
gevangen te nemen.
ijlings
zich
den brief voor het oog van den brenger, en gaf
zijn generaal,
in
deze
brieven
opkomen, innam.
Hoe
de
Juister
positie,
vast toch
op te zoeken, aan te vallen en
dan in
iets
anders teekende
die de Islam reeds
moet
zijn eerste
bij
niet de overtuiging, en
hoe
hoog niet het eigen majesteitsbesef geweest zijn, om, terwijl Mohamraeds feitelijk gebied zich nog slechts over een kleine strook lands
uitstrekte,
ping aan
zulk
een
de machtigste
stouten
eisch
tot
luisterrijken Keizer te Constantinopel te
durven
onderwer-
algeheele
Vorsten van rondom, en
zelfs
stellen.
aan den
En
toch is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907
Abraham Kuyper Collection | 590 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907
Abraham Kuyper Collection | 590 Pagina's