Dictaten dogmatiek. Locus de Providentia, Peccato, Foedere, Christo - pagina 48
college-dictaat van een der studenten
Locus DE Providentia.
48
dat
God onmachtig moeten
zij
wetten
poneerde,
De
binden.
buiten
de wonderen met
worden
die
God
maar
natuurwetten
die
Hem boven
zelf niet.
anders
niet
Hij
om
vrijmachtig
is
Gods immanente kracht
uitgebracht door
Hem
met, volgens of ook
we hebben
herstellen. Dus,
te
doen dan met de potenzen
te
de natuur-
Hij zelf
waaraan wel de natuur
Zijn wet,
levensproces
het
waar
daar,
dat dus Zijn eigen ordinantiën
en
heffen
te
om
verklaren
Schrift echter stelt
gebonden
is
op
die
tot dat
bij
de Schepping,
in
God
dat
ri'/.zc,
zich in de Schepping voorgesteld heeft.
Dus ook met betrekking
schepping en
tot
houden, dat de Providentia alleen
pen kan
De Dooperschen zeggen
Maria's schoot
in
:
te
Nemen we den
aan het eenmaal geschapene wordt niets toegevoegd.
;
Christus.
wonderen hebben we vast
causare ne quid pereat maar niets schep-
is
door de Almacht Gods
is
nieuw vleesch en bloed, buiten het menschel. vleesch en bloed om, ingebracht. Dit is weer vervalsching van het providentieel begrip. Ook het lichaam van Christus
toch
nieuw ingedragen
niet
is
maar
de menschel. natuur, het
uit
menschel. vleesch en het menschel. bloed voortgekomen.
Na hebben we
ten
opzichte van den
tijd
nog
slotte zijn
Provid. en Creatio onderscheiden.
een
voorraad
meenen, dat
ergens
Neen, de
ontstaat eerst als de dingen er
sprake
van
tijd
den
Door de
de eeuwigheid
uit
tijd
schepping
den
in
tijd.
Provid.
nu de
oogenblik
komen
licht
ook
spreidt
zich
conden
in
De
zijn
niet in
het
De
nu
tijd
bij
:
licht
zijn
studeerde
maar de eenheid der eeuwigheid
God de God
se-
geen
tijd
de concatenatie van de momenten, waarin
is
zich alles
Is
eenmaal het
samen
en
te
in
ré/.o^ bereikt,
dan
de eeuwigheid en dan gaan
zal er
het
we daarin over.
met geleerde
zwang. Zoo meende met
groote
Dit behoeft
worden. Toch een enkele opmerking. Toen Prof. K.
daar
gebied, zooals ook
bemoeit
zoo komt
;
nu van overeenkomst en verschil van Creatio en Providentia
breedvoerig betoogd
in
van
Bij het
tijd.
verwekt die
de Geref. staande tegenover het Deïsme en Pantheïsme.
Deïsme
ypxr].
continueeren
een poneeren van nieuwen
is
eeuwigheid
voortbestaan.
laat
maar vouwt
Leiden
nen op wel
de
het
de momenten. Door het doen voortbestaan houdt
in
belijdenis
houden
bij
stand.
geschapene
meer
tijd
door de
dan het poneeren van de is
geen
tijd
uittreden,
specialiseert zich
Prov. immers
de tinten maar het uitstralende
niet
de
niet
niets
het
n^ti'N"!,
de lengte het bestaan der dingen. Dat rekken
in
oogenblik
tot
is
tijd.
de
'y-py^r,
inbrengt.
kan van den
er
;
De eeuwigheid
is.
Het scheppen
ontstaat
de bestaande wereld, rekkend
van
komen
ten
Onnadenkenden
God de dingen
was, waarin
tijd
zonder schepping, waarbij dan de
zijn
Ook
wijzen op Tijd en Eeuwigheid.
te
in
b.v. Prof.
mannen verkeerde, was
het buitenland erkend wordt), dat
gebeurtenissen
bij
hen
de Vries (de eerste onzer man-
(oorlog,
enz.)
maar
niet
God
zich
met kleine
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 1028 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1910
Abraham Kuyper Collection | 1028 Pagina's