Zions roem en sterkte - pagina 304

:

ARTIKEL XXXV.

296

woordigheid van Christus' menschheid verzinnen, die echter weinig met de bijzondere in- en medewezendheid in het Avondmaal samenhangt.

Vraag. Hoe wederlegt gij het gevoelen der Papisten ? Antw. 1. Uit den aard en overeenkomst van al de Sacramenten, waarin het teeken altijd overblijvende, ook van de beteekende zaak onderscheiden blijft, zonder in wezen of substantie te veranderen. Uit de eerste instelling des heiligen Avondmaals 2. Christus zeide niet van het brood dit zal Mijn lichaam zijn of a. worden, maar dit is Mijn lichaam, voor zooverre het op eene sacramenteele wijze dat beteekende: hetgeen Christus nam, brak, zegende en aan Zijne discipelen b. gaf, met de bijvoeging: eet en drinkt, datzelfde aten en dronken Zijne discipelen doch het was niet anders dan brood en wijn na de zegening en uitspraak der woorden dit is Mijn lichaam, c. hebben de teekenen den naam van brood en wijn nog behouden, zie Zelfs als Paulus de woorden der inzelting des Matth. 26 26, 27. Avondmaals verhaalt, 1 Cor. 11 26. Zoo dikwijls als gij dit brood vers 27. Zoo dan, wie zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt; vers 28. En eet alzoo van het brood, en drinkt van den drinkbeker. Dit zou niet zijn bijaldien de teekenen van wezen en substantie veranderden. Uit de verwerping van het mondelijk en lichamelijk eten van 3. Christus' vleesch, als onbetamelijk en onnut, wanneer de Joden in De Joden dan 52. deze vleeschelijke gedachten vielen. Joh. 6 streden onder elkander, zeggende, hoe kan ons deze Zijn vleesch te eten geven ? vergelijk vers 63. De Geest is het die levend maakt, het vleesch is niet nut; die woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en leven. Vraag. Hoe zoo ? Antw. Onnut, want Het lichamelijk eten, strekt tot voedsel van het lichaam, daar 1. dit Sacrament dient tot versterking van de ziel, om den honger en :

;

;

:

:

:

;

:

dorst der ziel te verzadigen. 2. Dit lichamelijk eten is geenszins in staat om ons met Christus te vereenigen, dewijl die vereeniging geschiedt, a. van de zijde Gods, door de werking van den H. Geest, 1 Cor. Want ook wij allen zijn door eenen Geest tot een lichaam 13. 12 gedoopt. En wij allen zijn tot eenen Geest gedrenkt; van de zijde der menschen, door het levend geloof, Joh. 6 35. b. Ik ben het brood des levens, die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal geenszins dorsten. Zou hieruit volgen, dat de goddeloozen gemeenschap hebben 3. aan het lichaam en bloed des Heeren, daar nochtans niemand dan de ware geloovige gemeenschap met Christus in het Avondmaal oefent: want de goddelooze ontvangt wel het Sacrament tot zijne verdoemenis, maar geenszins de waarheid van het Sacrament. :

:

Vraag. Hoe wederlegt gij dit gevoelen verder ? Antw. 4. Uit de regelmaat des geloofs in Gods woord, en in de apostolische geloofsbelijdenis vermeld. Immersstrijdt deze leer tegen de waarheid van Christus' menschelijke natuur. Christus a. .

•

.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen