Zions roem en sterkte - pagina 278

;

ARTIKEL XXXIV.

270

van

Johannes in Zijn eigen persoon geheiligd maar zelfs de Apostelen, na Zijne opstanding, uitzendende als ambassadeurs in Zijnen naam tot de Heidenen, heeft Hij hun dien last gegeven, om te leeren en te doopen tot een bewijs dat het eene Sacrament, terstond na het andere, het oude na het nieuwe gevolgd is ; alzoo dat de besnijdenis met Christus' komst ophouden moest, en in plaats van die, de christelijke Doop, die nog duurt, en duren zal tot het einde der wereld, gekomen is. 2. De genade des Nieuwen Testaments is niet minder, maar eer meerder, dan die des Ouden Testaments. Dus is het dan welvoegelijk, dat ook onze kinderen, gelijk die van het Oude Testament, het zegel des verbonds ontvangen, en van andere ;

;

ongeloovigen onderscheiden worden. Uit de aangehaalde woorden, Col. 2:11, 12. In welken 3. gij ook besneden zijt, met eene besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking des lichaams der zonde des vieesches, door de besnijdenis van Christus; zijnde met Hem begraven in den DOOP, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt, door het geloof der werking Gods, die Hem uit de dooden opgewekt heeft.

Want

indien de Doop niet was gekomen in plaats der besnijdenis, wat kracht zou dan de redeneering van Paulus hebben ? Dit is immers zijn argument: Gijlieden hebt de inwendige besnijdenis, de besnijdenis van Christus, die zonder handen geschied is ergo, gij hebt de uitwendige besnijdenis, waarop de valsche leeraars aandringen, niet van noode. Te meer, onder het Oude Testaa.

ment zou men niet mogen zeggen, gij zijt inwendig besneden, derhalve moet gij niet uitwendig besneden worden want toen was de uitwendige besnijdenis een teeken van de inwendige, en een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, Rom. 4:11. Maar nu, of onder het Nieuwe Testament, mag men zeggen Gij zijt ;

:

besneden ergo, moet gij niet uitwendig besneden worden omdat de besnijdenis met de komst van Christus heeft uitgediend, en Christus in plaats van dezelve den Doop verordend heeft, die nu, gelijk eertijds de besnijdenis, op de uittrekking van het lichaam der zonde des vieesches, dat is, op de inwendige besnijdenis, betrekking heeft, zoodat men alsnu de besnijdenis niet zonder zonde zou kunnen in het werk stellen b. zoo de Doop niet ware gekomen in plaats van de besnijdenis, zoo zou men op Paulus' argument aldus kunnen zeggen Men moet het teeken, tegelijk met de beteekende zaak behouden, gelijk blijkt in het exempel van Abraham, die zoowel de uitwendige als de inwendige besnijdenis waargenomen heeft; en daarom is het eene ijdele redeneering, te besluiten gij zijt besneden met de besnijdenis die zonder handen geschiedt, ergo, zoo behoeft gij het teeken, of het Sacrament van dien, niet te ontvangen. Maar nu, omdat de Doop in plaats van de besnijdenis gekomen is, zoo komt de apostel die exceptie voorzichtig tegemoet, zeggende: Gij zijt met Hem begraven in den DOOP. Want wat is dat anders te zeggen, dan of hij zeidc Ja wij behouden het teeken tegelijk met de beteekende zaak want al geldt de vleeschelijke besnijdenis niet meer, zoo gebruiken wij nochtans tot, een waarachtig Sacrament van onze inwendige en gees-

inwendig

;

;

;

:

:

:

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen