Zions roem en sterkte - pagina 149

;

VAN DE WEDERGEBOORTE EN GOEDE WERKEN. <loor

2

:

141

natuur deelachtig zoudt worden. Gal. meer ik, maar Christus leeft in mij. het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des

dezelve der goddelijke

En

20.

ik

leef,

En hetgeen ik nu Zoons van God.

in

docli

niet

Vraag. Is er dan geen middelstaat tusschen herborenen en onherborenen ? Antw. Geenszins, want de mensch is dood of levend; hij heeft of den geest der wereld en des vleesches, of den Geest Gods hij is of op den weg der zaligheid, of op den weg der vervloeking. Gaat in door de enge 13, 14. Hier is geen middelv/eg, Matth. 7 want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het poort verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan want de poort is eng, en de weg is nauw die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die denzelve vinden. Vraag. Zijn er dan in den mensch geen voorgaande geschiktheden, die uit hemzelven zijn, waardoor hij tot de genade der wedergeboorte komt, als daar is kennisse van zijne ellende, eene droefheid en berouw over zijne zonde, een begeeren en zoeken van het leven der genade, enz. ? Antw. 1. Neen, want voor het begin der wedergeboorte is er Toen 5. niet anders dan enkel dood in den mensch, Efeze 2 wij dood waren door de misdaden, heeft ons God levend gemaakt .

*

.

:

;

;

.

•

.

:

met Christus. 2. Een kwade boom kan geen goede vruchten voortbrengen, zoo kan de verdorven natuur niets opgeven hetgeen Gode aangenaam zou zijn, of zich tot de genade der wedergeboorte bereiden, nademaal al wat zij doet zonde is, en het tegenstrijdig is dat men door het kwade te doen, zich tot het goede zoude bekwaam maken. 3. Ook leert de ondervinding, dat die het allerbest tot de wedergeboorte schenen geschikt te wezen, er nooit toe gekomen zijn, als bleek in dien rijken jongeling, die uiterlijk scheen onbestraffelijk van leven en vertoonde eene liefde tot Christus en begeerte tot de zaligheid en evenwel droevig van Christus weg17—22. Daarentegen dat degenen in dewelke ging, Marcus 10 niets ter wereld was, hetgeen op goede voorbereiding geleek, de wedergeboorte zijn deelachtig geworden, en andere burgerlijk rechtvaardigen en uiterlijk godsdienstigen zijn voorgegaan in het Voorwaar Ik zeg u, dat 33. koninkrijk der hemelen, Matth. 21 de tollenaars en hoeren u zijn voorgegaan in het koninkrijk Gods. Vraag. Schijnt de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf 1—12, niet te leeren, dat een mensch dv/aze maagden, Matth. 25 voor zijne wedergeboorte oprechtelijk genade kan begeeren en naar de gemeenschap van Jezus hongeren en dorsten ? Antw. 1. Deze gelijkenis zegt alleen, dat men zich in tijds moet bereiden, om den bruidegom betamelijk te kunnen ontvangen, olie van geloof en liefde zich verkrijgen en daaraan eerst niet denken moet als het te laat is en dus niet wat een mensch uit zijn eigen natuur kan doen. 2. Natuurlijke menschen kunnen wel eenige begeerte hebben naar den hemel, omdat ze vreezen voor de hel naar Christus en Zijne genade om hen te behouden doch deze begeerten, wel :

:

•

.

.

:

;

;

;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen