Antirevolutionaire Staatkunde - pagina 498

HET STAATKUNDIG PARTIJWEZEN.

490 ook

ZOO

zij

en

heette

leger"

Van

bijna

Beets

dat

niets,

hem zoo puur nominaal

anderen

Otterloo,

spoedig met

al

1869 —

in

'72,

c. s.

hem tegenstonden

steunden, dat zijn drietal

hij

en velen

„veldheer zonder

Keuchenius, Kuyper en

:

geheel zijn overigen naam-aanhang over

wierp en de kreet van „Herwonnen zelfstandigheid" over heel

boord

het land

Het stemmenaantal, dat op

uitgaan.

liet

zijn

candidaten werd

kon toen nauwelijks meetellen, maar aan de valsche ver-

uitgebracht,

menging was dan toch paal en perk

hoe klein ook nog, aan

gesteld, en

den wortel van den echten stam sproot dan toch de kerngezonde scheut

weer

§

Eerst van toen af dagteekent dan ook onze Antirevolutionaire pers.

uit.

Trage ontwikkeling.

3.

geen

In

zoo

land

sterk als

't

onze was voor het overige de geest

zelf van het volk tegen partijformatie gekant.

Wel was

eeuw groep tegen groep scherp

der achttiende

in

't

in

de tweede

krijt

helft

getreden, maar

wat straks onder de Fransche heerschappij ons overkwam, doofde allen en

partijzin uit,

dat nu alle

De

vereeniging had deze ongezonde eenheid

tijdelijke

bevorderd, en toen het

provinciën zelfs

men nogmaals nieuw van

als één

1839

— '44

kreeg

kelende

dan Dat

en

als

ontlokt.

vanzelf

stonden

hem

een

het

tot

partijformatie,

enkele, bleef

nade.

Groen

„de

hoop

te

in

de Noordelijke

breuke kwam, en

het Zuiden stond, versmolt

denkbeelden. Eerst

in

't

op-

de periode

over

van

partij",

het voor of tegen aan de

toen

stichtte

wie

zich

een

niet

partij

bij

als

hem

werd intusschen

wan-

met den toover-

aansloten, toen als

niet

anders verstaan,

loopen met het eenig doel van tijdelijk verzet.

openlijke,

en

is

Hij

Dit

over.

goed-georganiseerde, weer,

Prinsterer

programatisch-belijnde

komen moest, voelde slechts een zeer vooraan. In het gemeen daarentegen

evenals „de Pers",

Men onderging

tijdelijk als

tot

men oog voor het onhoudbare van den schier Toen lieten de kenners zich niet meer

geesten

tegen

1830

in

toestand.

door Thorbecke

en

sussen,

partij

man tegenover

alles in gelijkgezinde politieke

beschimmelden

staf,

1813 15 was er geen andere leidende gedachte, dan

in

gedeeldheid bezworen was en het ééne volk weer opleefde.

bij

het groote publiek in onge-

de partij-actie als een noodzakelijk kwaad, dat

een opkomende koorts moest geduld worden, en misschien

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen