Ad Valvas 1959-1960 - pagina 138

In bedragen: Totaal van de uitgaven (exclusief alle kosten voor nieuwbouw, uitbrei­ ding enz.) 247.000,— 247.000,— 265.000,— 317.000,— 369.000,— 502.000,— 1.467.000,— 3.424.000,— 6.212.000,—

Ontvangsten uit:

contributie collecten ^) busjes ä) 1925 94.000,— 44.000,— 1930 116.000,— 47.000,— 1935 114.000,— 42.000,— 62.000,— 1940 136.000,— 43.000,— 35.000,— 1945 208.000,— 108.000,— 78.000,— 1950 271.000,— 120.000,— 105.000,— 1955 313.000,­ 116.000,— 228.000,— 1959 (begr.) 559.000,— 130.000,— 300.000,— ^) In de jaren waarachter geen aantallen zijn vermeld, waren er geen spaarsters en waren de donateurs niet afzonderlijk geregistreerd, ^) De theologische faculteit valt buiten de subsidiebepalingen. De kosten kunnen voor een belangrijk deel uit de collecten worden bestreden. ^) De busjesopbrengst zal, om de nieuwbouw niet te laten stagneren, nog enige jaren buiten de exploitatierekening moeten blijven. Wat brengt de t o e k o m s t ?

"^:i

Voor de beantwoording van deze vraag vol­ gen hier enkele gegevens: a. Op grond van de ontwikkeling van het hoger onderwijs in het algemeen wordt in een daarover uitgebracht rapport een sterke groei van het aantal studenten verwacht (m 1970 aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen gezamenlijk 56.000; was in 1957: 32.565). Ook aan de Vrije Universiteit zal deze groei niet voorbijgaan. Zij moet in verband met de vermelde cijfers rekenen op circa 4500 studenten (in 1957: 2400). è. De nog steeds voortgaande, noodzake­ lijke uitbreiding van de Vrije Universiteit als christelijk wetenschapscentrum; daarbij de voortdurend verder gaande specialisatie van ' ' , , ' . ;*' het wetenschappelijk onderzoek; en met name de nieuwe ontwikkeling op het gebied van de wis­ en natuurkundige faculteit, zullen voor de Vrije Universiteit ten gevolge hebben een sterke toename van het aantal docenten en van de wetenschappelijke staf m het algemeen. c. Wat de grootte betreft, is globaal genomen de Vrije Universiteit thans vergelijkbaar met de rijksuniversiteit te Groningen (met dien verstande dat — in tegenstelling met Groningen — de medische faculteit van de V.U. nog in opkomst is en het academisch ziekenhuis nog niet in gebruik). Voorts kan nu al worden voorzien (zie onder a.) dat de V.U. in 1970 een ongeveer even groot aantal studenten zal hebben als de rijksuniversiteit te Leiden thans heeft. „Wat betekent dit alles nu voor de exploitatierekeningen van de V.U.", zegt u? En wij horen het u bijna vragen: „Wat maakt u zich daar toch onrustig over? Wij weten toch immers allemaal, dat een wetsontwerp in voorbereiding is om het rijkssubsidie tot 95% te verhogen? Nu dan . . . " . Inderdaad: nu d a n . . . want van wat onder a., h en c. gezegd is zullen, uitgaande van de cijfers van de rijksbegroting voor Groningen en Leiden, dit de consequenties zijn dat: 1. als over enige tijd het ziekenhuis in gebruik en de medische faculteit uitgegroeid is, de V.U.­uitgaven tot 17 millioen per jaar zullen oplopen (waarvan, als de subsidie tot 95% wordt verhoogd, ongeveer 1 miljoen uit eigen middelen moet komen); 2. die stijging van de uitgaven jaar na jaar doorgaat, tot zij in 1970, vergelijkend met de uitgaven voor Leiden thans, tot rond 29 miljoen per jaar zijn geklommen (waarvan, als de rijkssubsidie 95% blijft, rond anderhalf miljoen uit eigen middelen moet komen.) 2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen