GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 262

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 262

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

6

RICHTBEDRAGEN

men nodig (b.v. de voorbereidingstijd voor een kollege of h e t a a n t a l m2 per student) die zeer zorgvuldig gekozen moeten worden, niet te krap opdat de instellingen h u n ren en niet t e ruim zodat een doelmatige uitvoering noodzaketaken inderdaad kunnen uitvoelijk is.

Vervolg van pagina 5

zoek als ook neventaken zoals ta.v. het instandhouden van een bibliotheek. De richtbedragen zullen voor de komende 4 Jaren v a n h e t middellange termijnplan vastgesteld worden. H e t richtbedrag voor h e t begrotingsjaar wordt d a n geiyk a a n d a t van h e t Ie Jaar v a n het vorige middellange termijnplan.

Toewijzing van de middelen De Jaarlijkse verdeling van de voor onderwijs beschikbare middelen voor h e t begrotingsjaar en elk j a a r van h e t middellange termijnplan over h e t postsecundair en overig onderwas is een politieke beslissing van minister en p a r lement waarbij h e t Onderwijsplanbureau ingeschakeld kan worden. D a a r n a vindt er verdeling plaats over de planningdisciplines en over andere bestemmingen op advies van de Stuurgroep Postsecundair Onderwijs, de Academische Raad, en h e t Hoger Bei'oepsonderwijs Overlegorgaan. Zo worden de planningdisciplinebedragen vastgesteld die afgestemd zijn op de totaal per planningdiscipline te verrichten taken. De planningdiscipline-bedragen worden vervolgens verdeeld over

Planning is, 'to bother about t h e best method of accomplishing an accidental result'.

de instellingen voor W.O. en H.B.O. in overeenstemming met de overeengekomen taken. D a t deel van h e t planningdisoiplinebedrag d a t a a n de instelling wordt toegekend om de overeengekomen taken te vervullen, noemen we het richtbedrag. Ook deze verdeling gebeurt weer door de m i nister en op grond van de adviezen van bovengenoemde adviesraden. ledere instelling ontvangt zo een a a n t a l richtbedragen namelijk voor elke discipline binnen zijn muren één en nog een aantal b e dragen bestemd voor niet-discipline gebonden t a k e n zoals b.v. studentenvoorzieningen, bestuur en beheer, bibliotheek. D a a r n a a s t

ontvangt de instelling nog de zgn. vrije beleidsruimte.

worden onder deze omstandigheden?

De richtbedragen en ook de nietdiscipline gebonden bedragen voor instellingstaken omvatten zowel personeelskosten, materiaalkosten en huisvestingskosten, m a a r volgens de eerste discussienota geen investeringen. Het nieuwe van het systeem van de richtbedragen is d a t de instellingen niet gebonden zijn a a n de indeling in kostensoorten. I n principe mogen zij zelf h e t richtbedrag verdelen over de verschillende categorieën van kosten nl. personeel, materiaal of huisvesting. I n principe is dit dus een veri'Uiming van de bestedingsvrijheid. I n de praktijk zal deze vrijheid echter nogal beperkt blijken te zijn, doordat de personeelskosten die ongeveer 80 pot. van h e t huidige budget uitmaken in hoge m a t e als vaste lasten zijn op te vatten. Op korte termijn is hier vaak weinig te schuiven. Op lange termijn zijn hier meer mogelijkheden voor een efficiënt beleid. Men zou b.v. de eigen werkplaats kunnen inkrimpen en meer a p p a r a t u u r kunnen kopen of de bouw ervan uitbesteden als dit voordelig blijkt te ziJn. Naast deze uitbreiding van de vrijheid van de instellingen, b e vatten de voorstellen ook een beperking van de autonomie van de instellingen t.o.v. de huidige situatie. Deze beperking is hierin gelegen d a t er niet geschoven mag worden tussen de disciplines. Een voor discipline A toegekend bedrag moet ook binnen die discipline besteed worden omdat biJ een vrije besteding de overeengekomen taken misschien niet geheel conform de planning uitgevoerd zullen worden. Het eigen beleid v a n de universiteit zal dus minder bij de besteding v a n de middelen tot uitdrukking kunnen komen, m a a r h e t zal meer bij h e t landelijke overleg over de vaststelling van de t a k e n van de instelling gestalte moeten krijgen. Het zal b.v. niet mogelijk zijn door zuinig beleid elders de theologische faculteit extra uit te bouwen als dit niet in de landelijke taakstelling is opgenomen. Hier komen vragen op die h e t komende halfjaar zeker beantwoord moeten worden. Is dit niet strijdig met de vrijheid van richting en inrichting van een bijzondere universiteit? K a n de doelstelling van de VriJe Universiteit nog nageleefd

Zoals reeds vermeld dienen alle toegewezen middelen voor de uitvoering v a n overeengekomen t a ken. Er is een uitzondering op dit principe nl. de vrije beleidsruimte. Hiervoor wordt een geldbedrag t e r beschikking gesteld zonder d a t van te voren is vastgelegd welke taken er mee verricht worden. Deze vrije beleidsruimte k a n volgens de nota gebruikt worden voor:

VERWERPELIJKE WEG Langzamerhand wordt h e t wat eentonig om als h e t ware op vaste tijden te lezen over bezetting v a n academische gebouwen. B e u r t e lings is h e t deze of gene universiteit, waar m e n t e r bereiking v a n een soms duidelijk, soms w a t vaag doel een bezetting door studenten ten uitvoer legt. Risico wordt er door de betrokkenen i n heel g e ringe m a t e gelopen. Zij behoeven niet uit door h e n gevormde k a s sen i n h u n levensonderhoud te voorzien en h u n acties te bekostigen. Zij leggen h e t werk der u n i versiteit weliswaar stil, m a a r ook dit treft h u n niet rechtstreeks, daar zü zelf al bezettende kunnen uitrusten v a n h u n misschien o m vangrijke arbeid. M e n k a n u i t r e kenen dat, gelet op h e t bedrag hetwelk een student Jaarlijks van de overheid a a n uitgaven vergt, een bezettende student per week ƒ 400,— gemeenschapsgeld usurpeert zonder daar een andere prestatie tegenover te stellen d a n h e t 'stomme getuigenis' der bezetting. Van democratisch overleg is bij dergelijke voorvallen geen sprake. Als m e n de eigen zin niet krijgt, m a a k t m e n v a n de bekende intimidatiemiddelen gebruik, waartegen instellingen voor wetenschappelijk onderwijs evenmin als kerken verweer hebben. D a t h e t beeld v a n universiteiten en hogescholen hierdoor ongunstig wordt beïnvloed doet kennelijk niet t e r zake. W a t moeten nietstuderende Jongeren v a n zulke studentikoze daden denken; inzet

van de strijd is soms de verzwaring van tentamenstof m e t een p a a r honderd bladzijden! Het zou wenselijk ziJn d a t de e n kele tientallen studenten bij de kleine bezettingen betrokken, en de enkele honderden studenten van de grotere 'operaties' n u eens hoorden v a n de meerderheid v a n h u n collega's hoe zij toch heel weinig beseffen d a t h e t k u n n e n situderen niet 'onaardig' is en d a t de mogelijkheid hiertoe niet t e benutten doordat m e n bezet, asociaal moet heten. Het technisch en administratief personeel der universiteiten wordt in elk geval dit gedartel beu, t e meer omdat zulks t e n aanzien van werkelijk belangrijke acties a a n tast. W a t hen, die m e t onderzoeken onderwijs belast zijn aangaat, de academische werkkring wordt er voor h e n niet aantrekkelijker op, integendeel. Zij die anders een universitaire post zouden willen, dreigen n u de universiteit te gaan mijden. Is er geen lichtzijde? H e t vormt een ervaringsfeit, d a t h e t verstand met de Jaren komt. D u s zal m e n hopelijk leren w a t h e t betekent a a n een gedemocratiseerde i m i versiteit t e studeren. J a m m e r Is slechts d a t het, evenals bij de desbetreffende 'kiezen', nogal lang duurt voor h e t verstand doorbreekt. Zeist I . A. Diepenhorst (Uit TROUW v a n 25 mei 1973)

Ie het financieren van initiatievéïr op onderwijs- of onderzoekgebied die nog niet landelijk g e signaleerd zijn en daarom nog niet in de plannen zijn opgenomen; 2e h e t stimuleren en ontwikkelen van inter- en multidisciplinair onderwijs en onderzoek; 3e h e t ontwikkelen of instandhouden van een eigen karakter door extra middelen t e r beschikking te stellen voor t a ken die niet i n de landelijke plannen zijn opgenomen. De vrije beleidsruimte zal echter op h e t totale budget een klein percentage uitmaken (de Informateurs denken liierbij a a n iets van de grootte van 2—6 pet.) en de besteding is zeker niet geheel vri). Het eigen beleid m a g niet de l a n delijke planning doorkruisen door voor de instelling uitgesloten t a ken alsnog uit te voeren. Verder mogen uit de besteding geen rechten ontleend worden voor de volgende jaren. Dit zou wel eens kunnen betekenen d a t geen leerstoelen gefinancierd m o gen worden uit de vrije beleidsruimte omdat dit een verplichting voor vele jaren inhoudt. Het is d a a r o m nog een open vraag in hoeverre deze vrije beleidsruimte inderdaad een eigen beleid m o gelijk maakt.

De berelcening van de richtbedragen De planningdisciplinebedi'agen e n de richtbedragen moeten afgestemd zijn op de in de planning overeengekomen taken. Deze t a ken kunnen b.v. geformuleerd zijn als h e t opleiden van een bepaald a a n t a l academici i n een discipline en h e t verrichten van onderzoek tot een bepaald a a n t a l m a n uren. Met betrekking tot rekenmodellen en bijbehorende n o r m e n komt men tot de benodigde middelen, zijnde personeel, materiële middelen en ruimte. Door alle bijbehorende kosten op te tellen krijgt m e n h e t totale bedrag d a t nodig is voor de planningdiscipline. Het berekende planningdisci-

Met name in de laatste jaren zijn een aantalontwitckelingen op de universiteit gelcomen die door sommigen zelfs als bedreigingen ervaren worden.

plinebedrag wordt verdeeld over de instellingen in evenredigheid a a n de taken. Echter er zal a a n sluiting gevonden moeten worden a a n de huidige financiering die hoger of lager k a n ziJn dan de zo berekende richtbedragen. Daarom moet er met correctiefactoren gewerkt worden. I n zoverre deze correcties te maken hebben met een minder of meer doelmatige t a a k uitvoering zullen ze op den duur moeten verdwijnen. Correctiefactoren die v<X)rtkomen uit b.v. een verschil in huisvestingskosten van twee steden, kunnen blijvend in rekening gebracht worden. Over de benodigde rekenmodellen laat de richtbedragnota zich niet uit. Ze kunnen meer of minder gedetailleerd zijn, m a a r h e t is waarschijnlijk d a t ze zullen lijken op h e t model voor h e t bepalen v a n de onderwtjsbelasting d a t alle f a culteiten de vorige m a a n d is t o e gestuurd i.v.m. de voorbereiding van de begrotingsbehandeling. Voor deze berekeningen zijn nor-

De vrees bestaat echter d a t eerst de taken in de landelijke planning worden vastgesteld m a a r d a t d a a r n a door de minister h e t t o tale voor h e t postsecundaire o n derwijs beschikbare bedrag b e paald wordt. De normen zullen

Uitgaven voor de Nederlandse Universiteiten en Hogescholen: 1950 1955 1960 1966 1967 1968 1969 ig^o 1971

ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ

' 50.000.000,— 112.000.000,— 288.000.000,— 910.000.000,— 1.040.000.000,— 1.270.000.000,— 1.380.000.000,— 1.610.000.000,— 1.890.000.000,—

dan achteraf zodanig bijgesteld worden d a t de middelen weer bij de t a k e n aansluiten. Een kleine aanwijzing hiervoor is misschien h e t feit d a t ook de richtbedragennota eerst spreekt over de verdeling van de middelen en pas d a a r n a over de berekening ervan.

Slotopmerlcingen Tot slot geven wij nog enige b e langrijke aspecten van de richtbedragen en een aantal problemen die in de eerste nota nog niet zijn opgelost, in h e t kort weer. Ie De richtbedragen zijn de financieringsvorm van de Ie geldstroom voor zowel onderwijs als onderzoek. De 2e geldstroom zal in aanvulling hierop extra o n derzoek financieren. Hoe de verhouding tussen die twee in

de toekomst wordt is nog een open vraag. 2e De richtbedragen zullen in ieder geval voor h e t middellange termijnplan, dus vier Jaar vooruit, vastgesteld worden, zodat zowel de minister als de instellingen weten waar ze a a n toe zijn. Hoe sterk de binding van de regering a a n dit 'kontrakt' zal zijn, staat nog niet vast. De ervaringen met h e t Algemeen Financieel Schema, d a t de voor h e t W.O. beschikbare gelden voor een termijn van vier Jaar vermeldde en dat" door De Brauw buiten werking is gesteld, beloven niet veel goeds. M a a r n a a r m a t e de relatie t u s •sen taken en middelen duidelijker en ondubbelzinniger komt vast te liggen zal h e t de m i nister moeilijker worden de middelen niet te verschaffen. 3e Of de centrale voorzieningen als beheer, bestuur, bibliotheek etc. in de richtbedragen zullen worden opgenomen of als nietdiscipline gebonden instelllngsbedragen gefinancierd zullen worden, is nog niet beslist. Voor een aantal centraal uitgevoerde diensten zal zeker toerekening van de kosten a a n de disciplines noodzakelijk zijn. 4e Ook over het al of niet opnemen van de investeringskosten van gebouwen in de richtbedragen is nog geen beslissing genomen. Dit zou kunnen gebeuren via een systeem van afschrijvingen of via een systeem van huurbedragen. 5e De opzet van de planning en van de methode van de richtbedragen is gebasseerd op h e t kostenbesef door niet alleen te werken met noodzakelijke uitgaven m a a r door voor elk o n derwijsprogramma of onderzoekprojekt alle kosten (personeel, materiaal en huisvesting) te bepalen. De bestedingsvrijheid tussen de verschillende kostencateeorieën m a a k t een doelmatige uitvoering mogelijk. E. Zijp

HERSTRUCTURERING Vervolg van pagina 1 'studieroute' kunnen kiezen overeenkomstig de ontwikkeling v a n zijn kapaciteiten en belangstelling. Studenten bij wie de studie dreigt te stagneren door moeilijkheden bij bepaalde p r o g r a m ma-onderdelen kunnen worden geholpen door toepassing van m o derne, op de verbetering van h e t leerresultaat gerichte onderwijsmethoden. Behalve a a n 'adaptief' onderwijs, zoals de nota de voorgestelde o p zet noemt, wordt onder meer a a n d a c h t geschonken a a n de uitwerking van de kursusduurverkorting. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen maatregelen: programmaverdichting en h e r p r o grammering. Programmaverdichting is een efficiency-maatregel, uitgevoerd op basis van verlenging v a n de werktijd of verbetering van de vorm en de organisatie van h e t onderwijs. Omdat h e t a a n t a l vrijheidsgraden voor de student vermindert n a a r m a t e de studie strakker wordt opgezet, k a n p r o g r a m m a verdichting leiden tot verschoolsing of tot stagnatie van de doorstroming. Herprogrammering, in de meeste gevallen een noodzakelijke a a n vulling op of alternatief voor de programmaverdichting, betekent een verlichting van h e t studiepakket of een vermindering van de leerstof per vak. Door de onderwijsinhouden in relatie te b r e n gen met de onderwijsdoelen zal in de praktijk een basis kunnen worden gevonden voor h e t uitvoeren van de kursus- en studieduurverkorting, aldus de diskussienota.

Geen brede range van mogelijkheden I n de standpuntbepaling van de R a a d van Bestuur v a n de Afdeling Onderwijsresearch wordt, o n der verwijzing n a a r de diskussien o t a en h e t rapport van De Groot, ingegaan op de volgende t h e m a ' s : doel van h e t universitaire onderwijs, selektie en adaptief onderwijs, expeditie- versus veldloopmodel en restriktie v a n aantallen •

studenten. De R a a d waarschuwt tegen een onderwijssysteem met een te brede range van qua n i veau's uiteenlopende differentiatiemogelijkheden; een dergelijk systeem zou m e t de beschikbare materiële en personele middelen niet op verantwoorde wijze (d.w.z. algemeen niveauverlies) kunnen worden gerealiseerd, terwijl d a a r mee ook onvoldoende tegemoet kan worden gekomen a a n de b e hoeften van de maatschappij. Tenslotte zou de student alles mogen en niets moeten, hetgeen de motivatie van studenten en staf vermindert, vindt de Raad. I n dit verband wordt afwijzend geoordeeld over h e t zgn. dossierdiploma, waarop de gevolgde studieroute wordt aangetekend. Als één van de bezwaren daarvan wordt genoemd, d a t de m a a t schappij — zonder daartoe voldoende uitgerust te zijn — de selektietaak van de universiteit zou moeten overnemen. De R a a d toont zich echter geen voorstander van een zeer strenge propedeuse-selektie, waartoe de wens de doktoraalstudie selektievrij te maken, zou kunnen leiden. Op deze wijze zouden namelijk ook veel in principe voldoende geschikte studenten worden afgewezen. Wanneer ook n a de propedeuse selektie als mogelijkheid openblijft, behoeven de propedeuse-eisen niet onnodig te worden verzwaard. Aldus h e t standp u n t van de Raad. De besproken nota's liggen t e r inzage bij h e t informatiecentrum en bij de afdeling Onderwijsresearch (hfdgebouw OE-64, tel. (48)3642. (1) Diskussienota herstrukturering — H. M. van Strien, afdeling Onderwijsi'esearch van de Vrije Universiteit 1973, (2) S t a n d p u n t R a a d van Bestuur van de afdeling Onderwijsresearch van de Vrije Universiteit inzake enkele problemen i.v.m. de wet Posthumus 1973. (3) Selektie voor en in h e t hoger onderwijs — een probleemanalyse I (samenvatting) — A. D. de Groot 1972.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 262

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's