GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 223

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 223

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

5 VERKIEZINGSKATERN

AD VAL VAS — 4 MEI 1973 Deäe pagina's zijn in het kader van de verkiesingen aan de VUSO afgestaan. Hiervan wil de VUSO gebruik maken om nog eens duidelijk te maken waarom zij is opgericht. Ook wil zij hier een aantal programmapunten aan de orde stellen. De reden voor de oprichting van de VUSO is geweest het streven een beter beeld van de studentengeleding te krijgen dan de bestaande organisaties vormen. Dit in verband met het ongenoegen dat bestaat over het feit dat altijd alleen een bepaalde studentengroepering gehoord wordt. De oprichters zijn van mening dat het aantal studenten, dat het hier niet mee eens is, ook gehoord moeten imrden. De verschilpunten hebben vnl. betrekking op twee punten: programma en 'methode'. De VUSO verschilt qua programma op een aantal belangrijke politieke zaken van mening met de SRVU/PKV, zoals b.v. de collegegeldkwestie. De VUSO heeft een programma gemaakt, waarin nader op deze en andere problemen wordt ingegaan. Ook de methode die soms door bepaalde groepen gebruikt wordt om hun doelstellingen te bereiken stuit bij veel mensen op tegenstand. De VUSO heeft vanaf haar oprichting gesteld: 'We willen constructief

NU EENS HET WOORD AAN EEN ANDER PLANNING EN POSTHUMUS: HETE HANGIJZERS 'In het jaar 1993 zal het gehele Nationale Inkomen aan de onderwijsbegroting worden besteed'. Tenminste als we met het onderwijs op dezelfde grote voet blijven leven als we tot nu toe hebben gedaan. Dit staat te lezen in de Memorie van Toelichting bij de Wet Posthumus. Dat de bovenstaande verwachting nooit zal worden vervuld is eigenlijk wel duidelijk. Duidelijk zal dan echter ook moeten zijn dat ons gehele onderwijs ingrijpend zal moeten worden veranderd. Het onderwijssysteem in 1993 zal er dan ook wel geheel anders uitzien dan het systeem van 1973. En als men een beetje op de hoogte is van de onderwijsproblematiek, dan kan men weten dat die veranderingen in volle gang zijn; vooral wat betreft het wetenschappelijke gedeelte van dat onderwijs. Globaal gesproken zien wij van de VUSO vele goede zaken in de voorgestelde veranderingen, hoewel we natuurlijk punten van kritiek hebben. In dit artikel willen we proberen in het kort te schetsen wat die punten van instemming en kritiek dan wel zijn.

Coördinatie

en

Planning

Centrale woorden in de toekomstige strukturen zijn 'coördinatie' en 'planning'. Op zich spreekt dat wel vanzelf. We kunnen ons niet meer veroorloven dat hetzelfde onderzoek aan verschillende imiversiteiten ongecoördineerd wordt uitgevoerd; we kunnen ons niet meer veroorloven, dat bepaalde onderzoekingen, noodzakelijk om maatschappelijke problemen op te lossen, niet worden uitgevoerd (tussen de wal en het schip raken); we kunnen ons niet meer veroorloven dat er te veel afgestudeerde academici zijn in een bepaald vakgebied, academici, die zich op een ander vakgebied beter verdienstelijk hadden kunnen maken voor de samenleving. Goed, als we het daar allemaal over eens zijn dan is het duidelyk, dat we wetenschappelijk onderzoek en onderwijs moeten gaan coördine-

ren en 'plannen'; dat we de aantallen studenten in de hand zullen moeten houden en dat we onderwijs zo goed en efficiënt mogelijk moeten gaan geven. De vraag blijft nu alleen nog: hoe 'plannen', hoe coördineren, hoe reguleren?

Posthumus Eén complex van voorgestelde wijzigingen staat bekend onder de naam 'Wet Posthumus'. Het opvallendste bij deze voorstellen van Prof. Posthumus, die betrekking hebben op de organisatie van het wetenschappelijk onderwijs, is wel het voorstel om de studieduur voor alle studierichtingen te beperken tot 4 jaar. Daarvan is één jaar een voorbereidend jaar, dat afgesloten wordt met een propedeutisch examen. Er moet wel bij worden vermeld, dat voor een beperkt aantal studenten na die vier jaar nog een opleiding volgt tot volwaardig wetenschappelijk onderzoeker (research-assistent). Toch Hikt ons die vier jaar te kort en voor verschillende studierichtingen zelfs funest. Wij vinden vijf jaar idealer.

Numerus

fixus

Numerus-fixus is niet populair, en terecht. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat in het verleden deze maatregel onrechtvaardig is gehanteerd en te weinig is gestreefd naar het opheffen van factoren, die de nvimerus-fixus noodzakelijk maaKten, bijvoorbeeld door uitbreiding van de universitaire kapaciteit. Ondanks alles zullen ook in de toekomst aergelüke maatregelen nodig kunnen blijken. In elk geval zolang de capaciteit nog onvoldoende is om het grote aantal studenten op te vangen. Met andere woormoet worden. Met andere woorden: voor verschillende studierichtingen zal men het aantal studenten moeten gaan beperken,

ofwel selecteren. Dig selectie moet dan wel objectief zijn en volgens relevante criteria geschieden. Wil willen dat de beste studenten uiteindelijk de studie mogen gaan volgen. Nogmaals, het propedeuse bij de Wet Posthumus kan een aanvaardbaar instrument zijn. In tegenstelling tot wat de regering voorstelt, vindt de VUSO dat de studenten zich onbeperkt voor het propedeuse jaar moeten kunnen laten inschrijven, wil het instrument voor de selectie goed kunnen funktioneren. Verder vinden wij dat het propedeutisch-examen zo moet worden ingericht dat als men dat eenmaal gehaald heeft dan voor de rest van de studie niet meer lastig wordt gevallen met selectie e.d. Ook later biJ het aanstellen van de research-assistenten mag geen drempel meer worden opgeworpen.

McKinsey en de van Onderwijs

Planning

Bij Posthumus komen de meer onderwijstechnische zaken aan de orde: hoe geven we goed wetenschappelijk onderwijs aan studenten die daar geschikt voor zijn? Maar er is nog een ander probleem met het wetenschappelijk onderwijs, nl. een inhoudelijk aspect: welk onderwijs moet worden gegeven en wie moet dat gaan doen? Deze planning van het wetenschappelijk onderwijs wordt ook ter hand genomen. Aan deze planning is de naam verbonden van McKinsey. De bedoeling is dat er een Centraal Planningsorgaan wordt ingesteld, de 'Stuurgroep Postsecundair Onderwijs' (SPO). Deze Stuurgroep moet een plan gaan opstellen voor alle universiteiten aan de hand van de wensen en verlangens van de universiteiten zelf. Dat plan wordt dan voorgedragen aan de minister, die uiteindelijk de beslissing neemt. Het ligt in de bedoeling dat de Stuurgroep zich zowel met de lange als de middellange termijnplanning bezig houdt, resp. lO-jaren en 4-jaren plannen, die elk jaar aangepast moeten worden. Natuurlijk kan men op verschillende wijze de 'planning' van het wetenschappelijk onderwijs ter hand nemen. Waar het de VUSO echter om gaat, is dat de plannen aan de hand van (soms tegenstrijdige) criteria worden opgesteld. Aan de ene kant zal het wetenschappelijk onderwijs rekening moeten houden met de maat-

overleg met andere geledingen. We staan afwijzend t.o.v. het onnodig verscherpen van een conflict, wanneer binnen de universitaire bestuursstructuur de mogelijkheid bestaat tot een oplossing te komen. Wat die structuur zelf aangaat meent de VUSO dat deze, hoewel nog niet ideaal, toch voldoende garanties biedt om de belangen van iedereen goed af te wegen.' Daarom vindt de VUSO het zinloos enerzijds deel te nemen aan de UB-verkiezingen, wanneer men zich anderzijds het recht voorbehoudt illegale acties te voeren. Want zo maakt men zich zowel binnen als buiten de UR ongeloofwaardig. Daardoor wordt het gezag van de URfractie nl. aangetast. Wat de VUSO in de UR wil doen: Zich zakelijk opstellen. Hiervoor is dat 'constructieve overleg' nodig. Wanneer ook binnen de UR met het mes op tafel moet worden gepraat, zou de UR niet zinvol kunnen functioneren. De VUSO vindt dat de 'politiek' wel mee moet spreken, maar toch niet op de voorgrond moet treden. De UR-leden moeten zich pragmatisch opstellen. Want als politieke dogma's overheersend worden, wordt het universiteitsbestuur hierdoor ernstig belemmerd.

schappelijke behoeften, of beter de universiteiten moeten in dienst staan van de samenleving. Hier ligt een voorname taak voor de regering en de Staten-Generaal om daar op toe te zien. Maar anderzijds moeten de universiteiten een grote invloed hebben, omdat zij bij uitstek kunnen bepalen wat op onderwijsgebied mogelijk is. Die invloed van de universiteiten is nodig om, tegen de maatschappelijke behoeften (die soms wat traag werken en daardoor te veel een remmend effect op de wetenschappelijke ontwikkeling kan hebben) in, nieuwe gebieden van

Vervolg op pagina 6

COLLEGEGELD Gratis

onderwijs?

Als we het hebben over het hoe en waarom van de heffing van collegegeld, doet zich in eerste instantie de vraag naar de wenselijkheid van gratis onderwijs voor. Het volledig door de staat bekostigde 'gratis' onderwijs is volgens de VUSO alleen op zijn plaats wanneer de gemeenschap evenveel van dit onderwijs profiteert als de academicus zelf. Het is immers de gemeenschap die door middel van de belastingen het onderwijs financiert. Wamieer is het rendement voor de gemeenschap even groot als voor de academicus? Als de academicus van zijn status geen extra voordeel heeft; dit betekent in de praktijk extra financieel voordeel. Hiervoor zullen de inkomens volledig genivelleerd moeten worden. De VUSO meent dat deze invellering op gang gebracht moet worden, omdat er veel te grote verschillen bestaan tussen bepaalde inkomens. Een totale nivellering gaat ons echter te ver. Wij vinden dat waar verschillen bestaan tussen bepaalde functies in verantwoordelijkheid, risico voor het maken van fouten met vérstrekkende gevolgen etc. het irreëel is dat er ook verschillen zijn in de daaraan verbonden beloning. De academicus wordt dankzij zijn opleiding in staat geacht die functies, die in de hoger betaalde sector üggen, te bekleden. De VUSO vindt het dan ook terecht dat de academicus in wording, de student, aan de kosten van ziJn eigen opleiding een bijdrage levert. Naast het boven genoemde speelt nog het financiële aspect mee. Waar een derde van de landbegroting voor onderwijs wordt uitgetrokken lijkt het reëel aan andere zaken met een hoge prioriteit voorrang te verlenen, als het gaat om meer celd. Ook biimen de sector onderwijs z^f zullen prioriteiten moeten worden gesteld. We zullen er ons zeer goed van be-

v;ust moeten zijn dat wanneer het hoger onderwijs meer gaat kosten, dit ten koste zal gaan van zowel het basis- en kleuteronderwijs als het onderwijs voor werkende Jongeren, het HBO etc. Dit terwijl deze sectoren toch al in veel grotere moeilijkheden verkeren dan het WO.

Studiefinanciering Hierboven hebben wij de redelijkheid van een eigen bijdrage van de student aan zijn onderwijs trachten aan te geven. Wat hierbij echter van primair belang is, is het scheppen van de zekerheid dat deze bijdi-age beslist niet mag leiden tot een financiële selectie, noch enige financiële drempel mag doen ontstaan. Er zal een systeem van studiefinanciering moeten worden ingevoerd dat hiertoe voldoende garanties biedt. De VUSO meent dat het systeem, waarbij aan alle studenten een beurs wordt verschaft een goed systeem zal zijn. Een groot voordeel hiervan is dat het feit of iemand kan gaan studeren niet meer afhankelijk is van de financiële positie van zijn ouders; dat dus alleen zijn capaciteiten een selectiecriterium vormen. De afgestudeerde zal de beurs later in termijnen kunnen terugbetalen Deze terugbetaling kan dan afhankelijk gesteld worden van het later te verdienen inkomen.

f 1000,—-wel In het bovenstaande is de principiële kant van de collegegeldheffing aan de orde gev/eest met de studiefinanciering. Hier willen we het hebben over de praktische uitvoering. Het vorig jaar is het collegegeld van ƒ 200,— tot ƒ 1000,— verhoogd doordat de wijziging in de wet op het wetenschappelijk onderwijs is aangenomen. De waarborgen voor een sluitend studiefinancieringssysteem ontbraken en ontbreken geheel. Zelfs de Brauw zelf heeft dit toegegeven toen hij zich afvroeg waarom met de coUegegeldwet gewacht zou moeten worden totdat er een ander studiefinan­ cieringssysteem was. Ook tal van andere bezwaren kleven aan de wet. Zo is geen onderscheid ge­ maakt tussen 'Pull­time' studen­ ten enerzijds en werkstudenten anderzijds. Ook in Co­assistent wordt als gewoon student be­ handeld terwijl toch deze groep financieel sterk benadeeld is. Dan is er het gebrek aan een definitie van het begrip 'onderwijs' waardoor totaal onduidelijk is wie collegegeld moeten betalen. Al even vertroebeld werkt de koppe­ ling inschrijving­betaling van col­ legegeld, vooral t.a.v. de tenta­ men­examen­studenten. Zonder resultaat hebben de uni­ versiteiten hierover protesten la­

ce«f

-IL Waarom sou ik eigenlijk stemmen voor de UR?

In de UR ken je inblowen op je èige level

Zou ik dan toch ook maximaal kenne participeren aan de hasis?

UR: voor vreedzame coëxistentie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's

Ad Valvas 1972-1973 - pagina 223

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1972

Ad Valvas | 284 Pagina's