GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 57

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 57

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

AD VALVAS — 1 OKTOBER 1976

Schijnwerpers op het geesteswetenschappelijk

5

onderzoek

Wetenschapsbeoefening niet sieclit bedeeld met ruim 2,5 miljard Minister Trip heeft moed geput uit het feit dat zijn Nota Wetenschapsbeleid deze zomer door de Tweede Kamer is aanvaard. Hij vindt dat nu een belangrijke fase in de ontwikkeling van het wetenschapsbeleid is afgesloten. Nog in deze kabinetsperiode zou een flink aantal stappen voor de ontwikkeling van de beleidsvoornemens moeten worden gezet. De overheid heeft de wetenschapsbeoefening er in het kader van de bezuinigingen niet slecht laten afkomen, hoewel er ook hier besnoeid moest worden. Omdat de regering blijft streven naar een konstante kapaciteit van 't wetenschappelijke onderzoek, werd toch nog 2,56 miljard gulden op het wetenschapsbudget 1977 gebracht (vorig jaar 2,3). De minister kondigt bij de indiening van het Wetenschapsbudget 1977 reeds aan een nota over de geleidelijke invoering van een nota over de geleidelijke invoering van een stelsel van sectorraden bij de Tweede Kamer te zullen indienen. De gedachte van de sectorraden houdt in dat onderzoekers en gebruikers van de onderzoekresultaten per deelterrein of beleidssector met elkaar gaan overleggen. Verder zal het niet lang meer duren eer het interimrapport over de te vormen Raad voor het Wetenschappelijk Onderzoek zal worden uitgebracht. Minister Trip hoopt binnenkort ook voorstellen te kunnen doen om het skelet te vormen voor een meerjarenplan voor de wetenschapsbeoefening. Sectorraden en Raad voor het Wetenschappelijk Onderzoek zullen hun steentje daartoe kunnen bijdragen. Dat wetenschapsplan zal vooral gericht moeten zijn op de inhoud van het onderzoek. Minister Trip meent, dat een toetsing van de onderzoekactiviteiten aan de pioriteiten noodzakelijk is. Door de verschuivingen welke op deze wijze kunnen plaatsvinden acht hij het zeer wel mogelijk nieuwe activiteiten aan te vangen. Nadruk zal ook moeten liggen op een grotere doelmatigheid van het onderzoek. Dit vereist een kritische evalutie van taken aan de basis. Voorts is het beleid er op gericht tot een betere afstemming van de investeringen aan de onderzoekprioriteiten te komen. In zijn inleiding tot het Wetenschapsbudget zegt minister Trip, dat het wetenschapsbeleid niet los kan worden gezien van de sociaaleconomische ontwikkeling in ons land. Aan de verwerkelijking van het sociaal-economisch beleid, zoals dat in de onlangs verschenen regeringsnota inzake de selectieve groei (de Economische Structuurnota) is aangegeven, zal ook vanuit het wetenschapsbeleid een bijdrage moeten worden geleverd. In de nota bevestigt de regering haar streven naar behoud en uitbreiding'van de werkgelegenheid, mede van belang voor de groei van de nationale economie als een centrale doelstelling van het regeringsbeleid. Dit met inachtneming van de randvoorwaarden welke worden gesteld door vraagstukken op het gebied van milieubehoud, ruimtelijke ordening, zuinig beheer van grondstoffen en energie, alsmede de positie van de ontwikkelingslanden. Deze facetten vereisen zowel toegepast als fundamenteel onderzoek. Voor de minister voor wetenschapsbeleid ligt hier een coördinerende, stimulerende en in sommige gevallen organiserende taak.

Geestenwetenschappen In de Nota Wetenschapsbeleid heeft minister Trip te kennen gegeven in toekomstige wetenschapsbudgetten, na de beschrijving van het toegepast onderzoek in het Wetenschapsbudget 1976, volle aandacht te schenken aan het door de overheid gefinancierde fundamentele onderzoek, dat in belangrijke mate geschiedt aan de instellingen van .wetenschappelijk onderwijs. Dit voornemen past in het streven van de regering om het universitaire onderzoek

te betrekken bij de beleidsopbouw en organisatie van het onderzoek in Nederland. De omvang van het fundamentele onderzoek in ons land noodzaakte tot een keuze van de onderwerpen welke in het Wetenschapsbudget 1977 konden worden behandeld. Voor een eerste presentatie is om verschillende redenen de voorkeur uitgegaan naar de geesteswetenschappen. Overwogen is, dat in voorgaande wetenschapsbudgetten naast het toegepast onderzoek voornamelijk aandacht is besteed aan de bèta- en gammawetenschappen, en voorts dat met betrekking tot het onderzoek op het terrein van de geesteswetenschappen veel minder informatie voorhanden is. Onder geesteswetenschappelijk onderzoek wordt verstaan het onderzoek op het gebied van de godgeleerdheid, de wijsbegeerte, taalkunde en de letteren, inclusief de geschiedwetenschappen. De uitgaven voor deze sector belopen in 1977 ca. ƒ 133 miljoen, waarvan ƒ95 miljoen bij de universiteiten en hogescholen. Uit het verzamelde materiaal komt vrij algemeen\de klacht naar voren, dat onderwijstaken en bestuurs- en beheerswerkzaamheden een overgroot beslag leggen op de tijd van het wetenschappelijk personeel, en dat dientengevolge het onderzoek vaak de sluitpost wordt in de tijdsbesteding. Van belang voor een verbetering zal zijn te erkennen, aldus minister Trip, dat onderzoek een eigen, wezenlijke taak vormt van de instellingen van wetenschappelijk onderwijs. Op het niveau van de onderzoekers zelf vraagt dit van hen dat zowel binnen de vakgroepen en landelijk niveau het wetenschapsfaculteiten als op universitair en en onderzoekbeleid krachtiger ter hand moet worden genomen. Op het niveau van de overheid zal een en ander weerklank moeten vinden in het organisatiepatroon dat opgezet zal worden en in het beleid dat gevoerd gaat worden ten aanzien van het (geestes)wetenschappelijk onderzoek. De minister ziet voor wat betreft het universitaire beleid een belangrijke taak voor de (sub)facultaire commissies voor de wetenschapsbeoefening. Hij constateert dat daarnaast in enkele gebieden ook op landelijk niveau de beleidsontwikkeling gestalte begint te krijgen, en dat op het gebied van de geesteswetenschappen in toenemende mate wordt gestreefd naar samenwerkingsverbanden, zoals o.a. door ZWO gestimuleerde werkgemeenschappen en stichtingen, of de raden en commissies van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Systematische openbaarmaking Minister Trip meent, dat per discipline een beleid zal moeten worden ontwikkeld, dat in de eerste plaats duidelijkheid verschaft over de principiële vraag welke functie het onderzoek in de betrokken discipline in Nederland zou kunnen of moeten hebben. Dat is nodig om het beleid op meer rationele gronden te kunnen funderen, en niet op toch min of meer toevallige historische ontwikkelingen. Onontbeerlijke voorwaarde voor het voeren van een beleid is een systematische openbaarmaking van lopend onderzoek als eerste middel ter publieke verantwoording en ter voorkoming van onnodige doublures. ' -- « ... Daarbij zal het, ook in het-belang van de onderzoekers zelf, gewenst zijn te streven naar onderlinge afstemming van de uiteenlopende

Minister Fokele Trip van Wetenschapsbeleid kan niet ontevreden zijn ... vormen van openbaarmaking, die thans nationaal en internationaal zijn of worden ontwikkeld. Een suggestie om met het oog op ondersteuning van het beleid over te gaan tot oprichting van wetenschappelijke bureaus voor bepaalde wetenschapsgebieden verdient aandacht. Daarbij zou ook aandacht moeten worden besteed aan het onderzoek buiten de universiteiten, zoals musea, bibliotheken en dergelijke. De voor onderzoek beschikbare middelen, die op zich zelf al beperkt zijn, maar vooral gering zijn daar waar de onderwijs- en bestuurslast zwaar is, zullen doelmatiger besteed moeten worden. Daarvoor is het nodig dat de toewijzingsmechanismen meer dan nu op de onderzoekbehoeften wordt afgestemd en niet in feite aan de onderwijsvraag worden gekoppeld. Door de regering wordt hiernaar gestreefd. Als voorwaarde geldt wel, dat het onderzoek als duidelijk herkenbare aktiviteit zichtbaar wordt. Mede daardoor zal het de overheid mogelijk zijn om gedurende langere periode aandacht te besteden aan het geesteswetenschappelijk onderzoek.

Maatschappelijke betekenis Minister Trip brengt in herinnering, dat in de Nota Wetenschapsbeleid als eerste doelstelling van wetenschapsbeleid is genoemd de afstemming van het onderzoek op prioriteiten van de samenleving. Geesteswetenschappelijk onderzoek zal zelden rechtstreeks kunnen bijdragen tot de oplossing van maatschappelijke problemen en zal ook moeilijker dan bijv. natuurwetenschappelijk onderzoek op maatschappelijk nut kunnen worden getoetst. Maar het is van niet minder maatschappelijke betekenis. „De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat vanuit een oogpunt van nationaal wetenschapsbeleid de bewaking en bevordering van het geesteswetenschappelijk onderzoek een belangrijke plaats zal moeten innemen bü de afstemming van dat beleid op prioriteiten van de samenleving".

Wetenschapspopularisering In het afgelopen parlementaire jaar is reeds uitvoering gegeven aan een aantal gedachten met betrekking tot de wetenschapsvoorlichting en -popularisering, zoals neergelegd in de Nota Wetenschapsbeleid. Aan de Stichting Instituut voor Perswetenschap te Amsterdam zal ook in 1977 subsi-

die worden verleend ten behoeve van de cursus „wetenschapscorrespondenten". Deze cursus, bedoeld om wetenschappelijk onderzoekers en studenten te trainen op wetenschapspublicitisch terrein, mag zich verheugen in een toenemende belangstelling. Een opleiding wetenschapsjournalistiek zal in 1977 eveneens tot stand kunnen komen. Hiertoe zal een aan de School voor de Journalistiek in Utrecht te verbinden stichting worden opgericht Aan de Stichting Teleac, de Stichting Radiovolksuniversiteit en de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten zal wederom subsidie worden verleend voor de gecombineerde televisie- en radiocursus „Wetenschap in beweging" Dit programma verwierf in 1976 nog slechts 2400 betalende cursisten, zij het dat kijk- en luisterdichtheidscijfers een belangstelling van enkele honderdduizenden aantoonden. De verwachting en hoop bestaat, dat „Wetenschap in beweging" in 1977, als gevolg van een gewijzigde opzet en een halvering van de cursusprijs, een aanmerkelijk groter aantal cursisten zal krijgen. Begin 1977 zal minister Trip een advies van de Koninklijke Akademie inzake de oprichting van een wetenschapsvoorlichtingsdienst ontvangen. Afhaokelijk van de inhoud van dit advies, zal hij de instelling van een dergelijke voorlichtingsdienst, waartoe reeds een aanzet bij de Akademie aanwezig is, bevorderen. De minister heeft de Akademie voorts verzocht hem te adviseren over de mogelijkheden van een nieuwe opzet voor o.a. Stichting Jonge Onderzoekers en de Kleine Aarde.

Diverse andere punten Tot slot nog een aantal andere punten uit het Wetenschapsbudget 1977: • De regering zal op korte termijn een beslissing nemen over het Nederlandse onderzoek op het gebied van de kernfusie. Het gaat hierbij om de vraag, of tegen de achtergrond van de Europese en internationale inspanning op het gebied van de kernfusie in het huidige stadiimi van de ontwikkelingen in Nederland omvangrijke investeringen moeten worden gedaan. • In de maritiem-technische sector is sprake van een duidelijke terugval van onderzoekactiviteiten. De gevolgen van de structurele overcapaciteit in de scheepsbouw en de daling van activiteit in de off-shore op grond van voornamelijk conjuncturele factoren

Kommentaren studenten op onderwijsbegroting

De Utrechtse Studenten Federatie (USP) vindt dat de begroting van onderwijs en wetenschappen een aderlating heeft ondergaan. Men is birmen de USP verontwaardigd over de bezuinigingsmaatregelen, dlle volgens haar tot gevolg zullen hebben dat het student-inkomen steeds meer wordt aangetast. En wel zodanig dat dit absoluut onaanvaardbaar is. Kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs dreigen tot een laag niveau te dalen door het jarenlang gevoerde bezuinigingsbeleid en door de nieuw aangekondigde plannen, aldus de USP. Het Landelijk Overleg van HBOstudentenorganisaties (LOHBO) heeft de onderwijsbegroting ook onaanvaardbaar genoemd. Het LOHBO meent dat de stijging van de begroting van 1274 miljoen gulden grotendeels te wjjten is aan de zgn. 'autonome ontwikkeling van de uitgaven', dat wil zeggen aan de inflatoire intwikkeling en een vergroting van het leerlingenaantal. Er wordt teveel bezuinigd en te weinig in nieuwe aktiviteiten geïnves*-eerd. Het I J O H B O vindt dat het hoger beroensonderwijs vooral de dupe is geworden van de bezuinigingen. Ondanks het feit dat in sommige kategorieën hbo, zoals fysio-ther'oie, hoger economisch en administratief onderwijs en het nautische onderwijs, noodzakelijke uitbreidingen plaatsvinden, wordt in andere sectoren van het hbo bezuinigd. Vooral het kunstonderwijs wordt gekortwiekt. heeft een sterke weerslag gehad op het onderzoek. De opdrachtenportefeuille van het Nederlands Scheepvaartkundig Proefstation is zelfs in die mate gedaald, dat de continuïteit van dit internationaal hoog gekwalificeerde instituut, dat tot nu toe vrijwel geen overheidssubsidie ontving, in gevaar dreigt te komen Over deze problemen vindt thans intensief overleg plaats tussen overheid en betrokken instanties. • Ten aanzien van het NOBIN be<;tond het voornemen het ondersteunend apparaet bij TNO onder te brengen. In overleg met de betrokken ambtgenoten i<; thans besloten, dat het NOBIN niet met TNO zal worden gelieerd, maar een eigen in omvang vermmderd ondersteunend apparaat zal behouden. Het NOBIN zal in 1977 van de overheid een subsidie van ƒ1,3 miljoen ontvangen. Uit zijn coördinatiefondsen zal minister Trip hiervan 0,8 miljoen bekostigen. • Een werkgroep van het Interdepartementaal Overleg Wetenschapsbeleid, onder leiding van prof. dr. J. Niezing, zal advie?. uitbrengen over de wijze waarop het onderzoek naar geweldloze conflictoplossing, met inbegrip van concepties als sociale verdediging, het best kan plaatsvinden. Het lOW-advies wordt in het komend najaar verwacht. Het standpunt van de regering kan begin 1977 tegemoet worden gezien. • Bijzondere aandacht in het wetenschaps- en onderzoekbeleid is noodzakelijk voor het onderzoek gericht op bepaalde categorieën van de Nederlandse bevolking Met de Raad voor de Jeugdvorming wordt door staatssecretaris Meijer en minister Trip overleg gevoerd over de programmering van jeugdonderzoek. Op het terrein van het gerontologisch onderzoek vinden besprekingen plaats met De Nederlandse Federatie voor Bejaardenbeleid en de Nederlandse Vereniging voor Gerontologie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 57

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's