GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 127

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 127

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

AD VALVAS — 12 NOVEMBER 1976

Tentoonstelling

ter gelegenheid van eerste

lustrum

'Archeologisch Instituut doet meer aan harlcen dan aan graven' Ergens op de akkers in Noord-Brabant loopt een man met een handtas en met zqn ogen gefixeerd op de grond. Af en toe staat hq stil, raapt iets op en stopt het in de tas. Wie mocht denken met een arme sloeber te maken te hebben, die vergeten aardappels uit de grond haalt of aan het aren lezen is, heeft het bq het verkeerde eind, want de man is de zgn. veldtechnicus van het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit, dat momenteel vqf jaar bestaat. De directeur van het instituut, prof. dr. Joh. S. Boersma, en de beheerder, drs. S. L. Wynia, vertellen dat er in Nederland nog heel wat in en op de grond ligt, al denkt bijna iedereen, dat me» voor een oude scherf naar Griekenland moet of naar Pompeii. Wie op een vrge zondagmiddag eens een akkertje afloopt en zQti ogen goed de kost geeft kan heel wat scherven bq elkaar harken, mits op die plaats vroeger een nederzetting is geweest. Ter gelegenheid van het eerste lustrum van het Archeologisch Instituut wordt vanaf 19 november een tentoonstelling georganiseerd op de twaalfde verdieping voor de bibliotheek in het VU-hoofdgebouw, die voor iedereen vrij toegankelijk is. Om te boren wat het instituut allemaal doet had Ad Valvas een gesprek met de directeur en de beheerder. Het Archeologisch Instituut is een interfacultair instituut, dat stoelt op drie faculteiten: die der letteren, die der aardrijkskunde en prehistorie en die der wiskunde en natuurwetenschappen. Binnen het instituut bestaan de afdelingen Pre- en protohistorie en de Klassieke Archeologie, hetgeen voor Nederland een unieke constructie is. Andere universiteiten hebben twee instituten: een klassiek archeologisch èn een prehistorisch. Wynia: „Dat is natuurlijk veel duurder ook Dubbele bibliotheek, dubbel personeel. Er is wel samenwerking, maar men wil altijd graag eigen boeken, ook al heeft het andere instituut ze al in zijn bezit." Dat de archeologie altijd over twee instituten verdeeld is, vindt zijn oorzaak in het feit dat de klassieke archeologie onder de faculteit der letteren valt, terwijl de prehistorische archeologie ressorteert onder de interfaculteit der aardrijkskunde en prehistorie.

Geschiedenis Halverwege de vijftiger jaren werd er voor het eerst op de VU een archeoloog aangetrokken, prof. dr H. Brunsting. In 1966 kwam prof. Van Es voor de pre- en protohistorie. Al spoedig werd er met de gedachte gespeeld alle archeologie op de VU onder een noemer te brengen Na diverse gesprekken over en weer zag tenslotte in 1971 het Archeologisch Instituut het levenslicht. Prof. Boersma kwam in 1973 en volgde prof Brunsting op als directeur en als hoogleraar in de klassieke archeologie. Het instituut heeft nu 6, 8 formatieplaatsen, maar er zouden nog wel 1% a 2 bij moeten komen om het instituut optimaal te laten functioneren. De taak van de hoogleraar-directeur bestaat uit onderwijs en onderzoek en daarnaast het leiden van het instituut, samen met de beheerder. De beheerder verwerkt de gehele papierwinkel, stelt de begroting op, onderhoudt contacten met personeelszaken en andere lichamen binnen de VU, etc. Daarnaast draait de heer Wynia ook mee als wetenschappelijk staflid voor het onderzoek. De klassieke archeologie betreft voornamelijk de archeologie in de landen rond de Middellandse Zee, zoals Italië en Griekenland. De prehistorische archeologie houdt zich bezig met de prehistorie in Noordwest-Europa, de tijd waarin er nog geen geschriften zijn. Boersma: „Dan is er natuurlijk nog een gebied, waar die twee takken elkaar ontmoeten: de oude Romeinse provincies. Dat zijn de gebieden die in de eerste, tweede en derde eeuw geromaniseerd zijn, zoals Frankrijk, Engeland, Syrië, Palestina, Noord-Afrika, Spanje en ook Nederland beneden de ri-

Door Guus Herbschleb vieren. Hier zijn dan aan de ene kant Romeinse invloeden, aan de andere kant is er de prehistorische, inheemse bevolking. Nu is voor het onderzoek Nederland voorbehouden aan de Nederlandse prehistorici."

Onderzoek Het Archeologisch Instituut heeft o.a. onderzoek gedaan in Griekenland, waar men een reeds opgegraven Thessalische nederzetting heeft geregistreerd en geïnventariseerd. Dit betekent, dat de zaak opgemeten wordt, beschreven, gefotografeerd en getekend. Het instituut heeft een eigen tekenaar in dienst, de heer H. J. M. Burgers. Een in 1972 opgezet onderzoek in Ostia (bij Rome) betrof de inventarisatie en registratie van een woningblok uit de latere keizertijd, uit de derde, vierde of vijfde eeuw. Het geheel was al opgegraven tussen 1938 en 1942 door Benito Mussolini, maar de zaak was verder nooit beschreven. Uit het gehele complex koos men voor het onderzoek één huis, omdat dit interessant was door een afwijkende plattegrond, die regelmatiger was dan men zou verwachten. Men vermoedde dan ook dat dit huis boven op de muren van een ouder huis stond. Boersma: „Ostia is in de loop van de geschiedenis vaak opgehoogd, en ze hoogden de huizen dan mee op. Vandaar dat we enkele Bondages hebben verricht om een klein deel te onderzoeken tot op de maagdelijke grond. Voor de bouwgeschiedenis was dat erg interessant. Wij hebben een nieuwe plattegrond gemaakt en de zaak gefotografeerd en getekend. Het is voor het eerst in de klassiek arcehologische geschiedenis dat

een huis zo gedetailleerd is beschreven en getekend. We hopen nu te komen tot 'n analyse van de bouwgeschiedenis van het huis. Een moeilijkheid hierbij is, dat destijds bij de opgraving veel materiaal is weggegooid of naar musea is gebracht." In Pompeii zijn ook onderzoekingen gedaan, die ongeveer op hetzelfde vlak liggen als die in Ostia. Daar heeft Wynia ook aan mee- ^ gewerkt. Instituutmedewerker drs. D. G. Yntema is bezig met een proefschrift over de lokale keramiek van Zuid-Italië uit de vierde en vijfde eeuw. Mevr. drs. M Miedema inventaDe 'Domus del Protiro' in Ostia. Een overzichtsfoto uit 1973. riseert op het ogenblik terpen in Noordwest-Groningen. Zij loopt het veld door en registreert de Wynia: „Je kunt natuurlijk wel In een kelderruimte van het VUterpen, die soms voor de leek proberen iets mee te pikken, maar hoofdgebouw liggen de honderden, nauwelijks waarneembaar zijn. als ze je snappen, dan kom je er ja duizenden scherven en brokDrs. J. Slofstra inventariseert een nooit meer in en je bederft het ken, die voor de leek weinig ingebied in de Kempen, dat hij af- ook voor je collega's. Bovendien, teressant lijken, maar die voor de loopt en carteert. Hiertoe worden het mag gewoon niet." archeoloog meer waarde kunnen er systematisch pas omgeploegde hebben dan de hele akropolis in akkers afgelopen op zoek naar Athene. Het verschil tussen de scherven en brokken. Sinds kort Beetje zondig leek en de archeoloog is nl. dat de is er voor dit doel ook een speeerste puur kijkt naar de estheticiale veldtechnicus in dienst, de Op dit ogenblik van het gesprek sche waarde, terwijl de archeoloog begin ik mij een beetje zondig te heer A. M. Arends. Al het onderhet materiaal in een historische zoek dat gedaan wordt is dus voelen, want thuis heb ik nog context plaatst. Wynia, die het zovoornamelijk oppervlakte-onder- steeds zo'n mooi stuk marmer van even al genoemde vloersteentje zoek of, zoals Boersma zegt: „Het het forum van Trajanus in Rome, oppakt: „Op zichzelf is dit natuurdat ik vijf jaar geleden heb mee- lijk een waardeloos stuk puin Het is meer harken dan graven." Wynia zelf werkt momenteel veel gesmokkeld Maar ook nu blijkt krijgt pas zijn waarde in de conmet Romeins aardewerk en werkt een toerist niet minder slecht dan text van bij voorbeeld de vloereen deel van de opgravingen in een archeoloog, want Boersma structuur." staat op, haalt twee oude vloerNijmegen uit. steentjes voor de dag en zegt dat ik er eigenlijk niet over mag Op de tentoonstelling, die op 19 november begint, zal veel te Meepikken schrijven, waarop zowel Wynia zien zijn over de onderzoeken die als hij in lachen uitbarsten. Boersma: „In het buitenland zijn ik in dit artikel heb genoemd: Zij zeggen dat het eigenlijk triest er archeologische instanties die de foto's, tekeningen, teksten en ook zaak beschermen. Je moet er eerst is, dat er vroeger zoveel verloren voorwerpen zelf. De tentoonsteltoestemming vragen om er te gaan is gegaan door slordig en non- ling is te vinden op de twaalfde graven of om onderzoekingen te chalant opgraven. Een heleboel verdieping van het VU-hoofdgedoen. Het is weleens moeilijk om interessante voorwerpen zijn wel- bouw bü de bibliotheek en zal er tussen te komen. Begrijpelijk licht zomaar op de mestvaalt ge- ongeveer tot de kerst duren. wel, want je komt aan nationaal gooid. bezit. Je mag het materiaal dat Het voordeel van het Nederlandse je vindt dan ook niet meenemen. materiaal is, dat men het onmidDat is eigenlijk wel vervelena. Je dellijk ter beschikking krijgt voor moet alles ter plekke fotograferen nader onderzoek. Ook is het geen tekenen en je kan niets mee- makkelijk om spullen te lenen van nemen voor de studenten." Nederlandse musea.

Bekroonde studies

KANTOORBOEKHANDEL l t $ ) ( S ) C l f lH

GEBR. WINTER fl

Kastelenstraat 105 Vijzelgracht 57 Beethovenstraat 5 P. Calandlaan 81 -

TEKENGEREEDSCHAPPEN Dr. G. D. J. Dingemans uit Driebergen is de prijs van ƒ2500,— van het Legatum Stolpianum toegekend. De prijs werd op 9 november in de senaatskamer van de universiteit van Leiden uitgereikt. Daar kregen op 11 november dr. W. de Jong uit Utrecht en dr. A. H. J. Scaf uit Groningen de S. E. de Jongh-penning.

Rozengracht 52 LInnaeusstraat 58 Amstelveenseweg 77 Tussenmeer 52

^^pf^imm'i'.mif^'l^m^

^^nj^i^ '^Op het Archeologisch Instituut.

^'

V.l.n.r. H. J. M. Burgers, prof. dr. Joh. S. Boersma en drs. S. L. Wynia.

Dr. Dingemans kreeg de prüs voor zijn studie „Wetmatigheid en wonder". Daarop promoveerde hij twee jaar geleden De bekroning moet worden gezien als erkenning van het grote belang, dat de studie van dr. Dingemans heeft voor de confrontatie tussen de christelijke religie en de moderne natuurwetenschap. Het curatorium van het Legatum vindt dat dr. Dingemans heeft gepoogd de zozeer uiteenliggende gebieden van het wonder in religieuze zin en de wetmatigheid in de zin van moderne natuurwetenschappen met elkaar te vergelijken en, zo niet met elkaar te harmoniëren, dan toch in onderlinge wisselwerking te beschouwen. De S E. de Jongh-stichting wil farmacologisch speurwerk in ons land bevorderen. Ze werd in 1965 opgericht door de oud-hoogleraar dr. S E de Jongh. De zilveren penning draagt diens beeltenis en kan om de twee jaar worden toegekend. De toekenning geschiedde op aanbeveling van een landelijke adviescommissie. Eerder werd een dergelijke penning uitgereikt in 1966 aan dr. J. M. van Rossum uit Nijmegen en in 1968 aan dr. P. G. Smelik in Utrecht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's

Ad Valvas 1976-1977 - pagina 127

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1976

Ad Valvas | 440 Pagina's