GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 158

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 158

[Deel 1]

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOORTGEZETTE

GROEI

taak met name opgedragen aan de correspondent van de Vereniging in Zuid-Afrika. 162 Aan de vooravond van de halve eeuwviering werden de correspondenten opnieuw aangespoord. 103

VOOGDIJSCHAP

In de senaatsvergadering van 14 april 1930 klaagde prof. dr. J. Waterink, dat de Zuid-Afrikaanse studenten aan de v u kennelijk geen beurs uit het Studiefonds van de n z a v konden krijgen. De notulen geven niet aan, waarop die klacht gebaseerd was. Zij melden slechts, dat Waterink in opdracht van de Faculteit van Letteren hierover zou gaan spreken met prof. dr. J.W. Pont, secretaris van het Studiefonds (en voorzitter van de n z a v ) . 1 0 4 Maar de notulen stipuleerden tevens, dat 'besloten wordt dat bij eventueel negatief resultaat dezer bespreking een commissie, bestaande uit de heren Waterink, [A. A.] van Schelven en [G.Ch.] Aalders, namens den Senaat een officieel schrijven tot het bestuur van het Fonds zullen richten'. Hoe dwingend die vraag ook geformuleerd was, Waterink gaf kennelijk geen grote prioriteit aan dat gesprek. Een half jaar later, op 21 november 1930, vroeg de hoogleraar wijsbegeerte D. H.Th. Vollenhoven tenminste in de senaatsvergadering naar het resultaat van zijn missie; kennelijk gaf Waterink geen geheel bevredigend antwoord, maar de senaat gaf hem een laatste kans: 'indien dhr Waterink voor 15 December geen succes heeft, [zal] de destijds benoemde commissie' optreden.105 Echt helpen deed dat overigens niet. In de rondvraag van de senaatsvergadering van 8 mei 1931 kwam tenminste opnieuw 'de reeds meermalen behandende quaestie der Z.-Afrikaansche Vereeniging' aan de orde. De gemaakte opmerkingen laten ten eerste zien, dat de opdracht aan Waterink tot dat moment weinig resultaat opgeleverd had. En dat de vergaderde hoogleraren vooral geloofden dat gastcolleges van ZuidAfrikaanse hoogleraren Zuid-Afrikaanse studenten zou doen aantrekken. 166 Weer een half jaar en een volgende senaatsvergadering later, op 27 november 1931, bracht Waterink 'het contact met Zuid-Afrika' zelf opnieuw onder de aandacht. Opnieuw passeerden diverse voorstellen tot verbetering, maar aan het eind van het liedje was dat Waterink zich bereid verklaarde 'voort te gaan met aansluiting in Zuid-Afrika, ook door

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 455 Pagina's

De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 158

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 455 Pagina's