De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika 1880-2005 ([Deel 1]) - pagina 202

DU

PLESSIS-SAAK

newald kon in 1937 Grosheide melden dat hij samen met een andere vu-promovendus, J. H. Kritzinger, aangesteld was tot hoogleraar aan de nieuwe theologische opleiding van de NG Kerk in Pretoria334). Groenewald zette heel duidelijk tegenover de Amerikaans evangelisch-biblicistische benadering de neocalvinistische traditie, met haar nadruk op de confessionele wetenschappelijke theologie. Groenewald was niet de enige. Een ander voorbeeld was de hierboven reeds genoemde Zuid-Afrikaanse vu-student Jac. J. Müller in 1946 werd hij hoogleraar Nieuwe Testament in Stellenbosch en schreef prompt een brief aan zijn vroegere vu-leermeester om actuele Nederlandse theologische literatuur.335 Hij was ten tijde van de Du Plessis-zaak heen en weer geslingerd door zijn sympathie voor de persoon van Du Plessis en kritiek op diens theologische inzichten en opvattingen. In een van de stellingen bij zijn in 1931 aan de v u verdedigde proefschrift verzuchtte hij: 'Dit is 'n dringende behoefte van ons tyd dat 'n nadere en breëre uiteensetting van die Gereformeerde beskouing oor die Skrifgesag deur 'n konfessionele, interkerklike en internasionale liggaam sal daargestel word'. 336 Maar twee stellingen eerder had hij intussen wel de vraag over het verschil tussen de vu en Princeton inzake de kwestie-Du Plessis helder en expliciet beantwoord: 'Die populêre Fundamentalisme van Amerika mag nie met die Kalvinisme vereenselwig word nie'.337

KOLLEGIALISME

Het waren niet alleen onderwerpen als het schriftgezag, de inspiratie en de rol van de confessie in theologie en kerkelijk leven waarmee de Zuid-Afrikanen tijdens hun studie aan de v u geconfronteerd werden. Zij maakten ook kennis met de inrichting en kerkenkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, en ook dat maakte sommigen van hen kritisch tegenover diverse elementen van het kerkelijk leven thuis. De stellingen waarmee zij hun proefschriften lieten vergezellen, leerden dat: 'Het is niet wenschelijk, dat ouders, die nog geen belijdenis des geloofs hebben gedaan, met de doopgetuigen op de doopvragen antwoorden', stelde H.A. Lamprecht (1915). De NGK moet meer aandacht geven aan de catechismusprediking, noteerde H.S. Pretorius ( 1 9 1 5 ) . De collecte voor de kerk dient te worden vervangen door

201

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen