GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 89

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 89

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

de pupillen

88

Ernstig zwakzinnige kinderen werden na 1941 geweerd; licht zwakzinnige kinderen kwamen alleen nog voor opname in aanmerking als er bijkomende problematiek was. De folder uit 1941 somde de volgende ‘kindergebreken’ op: ‘Psychiatrisch-neurologische gevallen, psychopaten, moeilijk opvoedbaren (nerveuzen, etc), licht intellectueeldefecten (alectici, acalculici, licht debielen, enz.) en spraakgebrekkige kinderen.’ Het accent verschoof sindsdien naar neurotische kinderen en kinderen met partiële defecten, gedragsproblemen en spraakstoornissen. Bij partiële defecten ging het om vooral dyslectische of ‘woordblinde’ kinderen. Zij hadden moeite met lezen, schrijven of rekenen, door Waterink respectievelijk als alexie, agrafie en aculculi aangeduid. Mede als gevolg daarvan hadden ze concentratieproblemen of een te traag tempo. Daarnaast waren er kinderen opgenomen met ernstige gedragsproblemen; veelal ging het om pupillen die door de kinderrechter waren geplaatst. Voor zulke regeringspupillen gold nog steeds een opnameplicht. Kinderen met spraakstoornissen kwamen op een aparte afdeling terecht; voor hen gold automatisch een langere opnameduur. In de praktijk ging het vaak om een combinatie van problemen. Dat was bijvoorbeeld het geval met Kees, die omstreeks 1955 op tienjarige leeftijd op het pi kwam voor leer‑ en gedragsproblemen. Thuis was hij onhandelbaar, terwijl hij soms ook wegliep en kleine diefstalletjes pleegde.‘Bovendien deden zich verschijnselen voor van encopresis diurna [overdag in de broek poepen] en van pavor nucturnus [angst in het donker]. Op school kon hij vnl. met de vakken taal en lezen niet meekomen. Uit de anamnese, door de ouders gegeven, bleek dat Kees van jongsaf een druk en nerveus kind was. Op school had hij van meet af aan moeite met taal en lezen. Omdat hij verder geen domme indruk maakte, schreef men zijn slechte resultaten aanvankelijk toe aan onwil en luiheid. Pas op den duur ging men vermoeden dat hier wellicht sprake was van een partieel defect. Gedurende zijn eerste schooljaar werd Kees steeds moeilijker. In zijn tweede schooljaar werd een zusje geboren. Nadien begon Kees te lijden aan encopresis. Een jaar later moest zijn moeder in het ziekenhuis worden opgenomen. Kees ging voor enige tijd uit huis. Na zijn terugkomst begon hij geld weg te

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 88 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 89

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's