GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 92

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 92

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

het paedologisch instituut op eigen benen

van ongeveer drie maanden, waarin observatie centraal stond, betroffen maar enkele kinderen. Anderen waren maar liefst vier tot vijf jaar opgenomen. De gemiddelde opnameduur bleef echter redelijk constant en lag op zo’n veertien tot zeventien maanden.

veranderingen in diagnostiek en behandeling 91 Net als in de vooroorlogse jaren waren tal van specialisten als consulent of werknemer in de dienst van het Paedologisch Instituut. Zo benoemde het bestuur in 1952 de psychiater Wetter om de opengevallen plaats van waarnemend directeur, de psycholoog R. A. C. Mulder, in te nemen. Hij werd in 1957 weer opgevolgd door de psycholoog Jan de Wit. Toen trok men een hoogleraar neurologie en psychiatrie (Joh. Booy) aan als consulent. Hij was betrokken bij onderzoek naar de impact van neurologische afwijkingen op het gedrag en het lichamelijk functioneren. Hij kon zonodig ook medicijnen voorschrijven, al was het gebruik van medicijnen rond 1957 nog beperkt. Daarnaast was hij belast met het afnemen van eeg’s 12 om mogelijke neurologische afwijkingen op te sporen. Drie jaar later was er ook een internist verbonden aan het instituut. Deze G. Hellinga onderzocht kinderen waarvan men vermoedde dat er bijvoorbeeld een stofwisselingsziekte in het spel was. Een oogarts (C. M. J. Velzeboer) en even later ook een keel-, neus en oorarts waren betrokken bij kinderen bij wie men vermoedde dat een zintuiglijk probleem meespeelde. De psychiater, een externe huisarts en een inwonende gediplomeerde verpleegster waren verantwoordelijk voor de regelmatige controles van kinderen inzake hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. 13 Vergeleken met de vooroorlogse jaren deden zich wel belangrijke ontwikkelingen voor in de behandeling. Die hingen deels samen met een verandering in type kinderen dat voor opname in aanmerking kwam. Psychosociale problematiek kwam op de voorgrond te staan. De psychologie ging een prominente rol spelen. Door toedoen van de psychoanalyse en met name door het werk van Anna Freud, die de psychoanalyse toepaste op kinderen, kwam er meer aandacht voor psychotherapie, speltherapie en het belang van de leefgroep. Bovendien verschoof het accent naar de impact van het huiselijk milieu op het kind. Dat kreeg in de anamnese bij opname een prominente

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 91 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 92

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's