Peter Bak__Historische Reeks Deel 14 - pagina 189

beleid, bestuur en implementatie

188

toetsing en – zo nodig – bijstelling ervan. Hoppe wilde de weg van zijn dissertatie vervolgen, aldus toenadering zoekend tot het meer praktijkgerichte onderzoek van Brasz’ vakgroep bestuurskunde. Het gezamenlijke vf-programma ‘Bestuur, beleid en implementatie’ (bbi), waaraan Hoppe een wezenlijke bijdrage had geleverd, was hier niet vreemd aan. Dit programma, reeds goedgekeurd door de diverse gremia, richtte zich op de problemen die zich bij de uitvoering van overheidsbesluiten voordeden. Centrale vraagstelling was met welke strategieën en modellen deze problemen konden worden verholpen, waarbij twee deelvragen leidend waren, ten eerste naar de verhoudingen tussen de diverse bestuursniveaus, ten tweede naar de inhoud en wijze van totstandkoming van het overheidsbeleid.33 De eerste deelvraag betrof het onderzoeksterrein waarop Brasz al twintig jaar actief was, met een reeks meerjarige contractonderzoeken, onder de vlag van het project ‘Bestuur-Bestuurden’. Dit had de vakgroep bestuurskunde van Amsterdam naar Zwammerdam gevoerd, en van Zambia naar Lesotho, zich richtend op stroeve scharnierpunten in het openbaar bestuur, met het doel het gepiep en gekraak te verhelpen. De dagelijkse leiding van het project was begin jaren tachtig in handen gekomen van Fred Fleurke, een politicoloog uit eigen kweek die was gepromoveerd op een onderzoek naar de toegankelijkheid van het openbaar bestuur. Onder auspiciën van Brasz entameerde Fleurke onder meer diverse onderzoeken naar de besluitvorming over woningbouw, in opdracht van het ministerie van volkshuisvesting en van de provincie Zuid-Holland. Eén van de uitkomsten was dat op provinciaal niveau de effectiviteit van het volkshuisvestingsbeleid gebaat zou zijn bij versterking van de intergemeentelijke samenwerking. Voorts verrichtte de vakgroep bestuurskunde, in opdracht van de Raad voor het binnenlands bestuur, onderzoek naar interbestuurlijke invloedsverhoudingen. Ook werd, op verzoek van het ministerie van binnenlandse zaken, het proces van decentralisatie van rijkstaken onder de wetenschappelijke loep genomen.34 De tweede deelvraag van het bbi-project, naar de inhoud en wijze van totstandkoming van het overheidsbeleid, behelsde het door Kuypers van de grond getilde beleidspoliticologische onderzoek. De dissertaties van Van de Graaf en Hoppe waren hiervan duidelijk herkenbare vruchten, evenals eerdergenoemde promotiestudies van Noordzij en Boonstra. De taak leiding te geven aan de verdere uitbouw van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen