GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Achttiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 42

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLII

Tot tweeden plaatsvervanger van Bestuursleden werd gekozen de heer J. H. de Waal Malefijt. Tot leden van de commissie tot onderzoek van de rekening werden gekozen de heeren W. A. Yrolijk Sr., C. W. van Rijnberk, T. H. van Eeghen; tot hunne plaatsvervangers de heeren W. H. van Schaik en P. J. D. Thijssen, beiden te Amsterdam. Na de vaststelling van de korte notulen sluit Ds. Landwehr de Zeventiende Jaarvergadering met dankgebed.

DE MEETING. Zooals het immer bij gelegenheid van onze Jaarvergaderingen wordt waargenomen, was het ook thans. Eeeds lang vóór de klok twee sloeg was er in de zaal geen plaats beschikbaar, niemand wilde de meeting verzuimen. Op het bestemde uur opende Prof. Pabius de samenkomst, met het inroepen van den naam des Heeren, en gaf daarna het woord aan Prof. Dr. F. L. Rutgers, die het onderwerp zou inleiden: „Het rechtstreeksch belang, dat de Vrije Universiteit heeft bij de thans aanhangige quaestiën over art. 36 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis." De Hoogleeraar begon met bedoeld artikel in zijn geheel voor te lezen, en zeide, dat het echter niet in de bedoeling lag, dit gansche artikel aan een bespreking te onderwerpen; wat reeds met het oog op den hem geschonken tijd onmogelijk zou zijn. Maar ook de for\ muleering van het onderwerp geeft duidelijk de grenzen aan, waarbinnen de bespreking heden zal zijn beperkt. Het zal gaan over het rechtstreeksch belang, dat de Vrije Univer' siteit bjj de thans aanhangige quaestiën over bedoeld artikel bezit. Die quaestiën bepalen zich al dadelijk tot het middengedeelte van het artikel, en wel tot deze woorden: „En hun (der Overheden) ambt is niet alleen acht te geven én te waken over de politie, maar ook de hand te houden aan den heiligen kerdedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om het rijk van den antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord des Evangelies overal te prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk hij in zijn Woord gebiedt." Welke quaestiën zijn nu over dit deel van art. 36 aanhangig, en dan nog wel zoo, dat de Vrije Universiteit daar rechtstreeks belang bij heeft. Ten eerste bestaat er verschil over de beteekenis, den zin en de bedoeling van dit middenstuk, hoewel een en ander, zoo oppervlakkig gezien, nog al duidelijk is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898

Jaarboeken | 197 Pagina's

Achttiende Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 42

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1898

Jaarboeken | 197 Pagina's