Zeven-en-dertigste Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 23

XXI

werking, die daar uitgaat van God en Zijn Woord, maar ook van •den invloied naar God en 3ijn Wooird heen, die kaü uitgaan Van amannen, die aan een Universiteit h u n wetehschappelijfce voirming ontvingen. En de tijden zijn bang ook voor ons volk. Al bleef het gedurende 1916 door Gods sparende goedheid bij den vrede bewaard, in den zoo jammerlijken watersnood, die in d e Januari-maand O'ver onze Zuiderzee-plaatsen kwam, in den zeker minder zwaren, maar to^ch door velen diep gevoelden nood va.n den druk der belastingen en de duurte der levensmiddelen, vallen voor ons, Christenen, zeker Gods roepstemmen tot ons volk om bekeering te beluisteren. Die roepstemmen t o t wederkeering a l meer t o t ons volk te brengen, is mee de taak van wie reeds t o t mannen van weten-schap aan onze Universiteit zijn, en straks ook van hen, die daar nu nog toe worden, gevormd. E n dit is zoo broodnoodig. W a n t ook a l is men' geen onvoorwaardelijk lofredenaar ivan h e t verleden en weet men daarbij ook, d a t d e geschiedenis zich niet repeteert, toch zal een vergelijking van ons .volksbestaan in de gouden eeuw, 'die ons leen buitengewone plaats in de rij der volkeren deed innemueh, met ons volksbestaan in h e t heden, niet ten gunst© vain h e t l a a t s t e uitvallen. En wel doen zich allerlei verschijnselen voor, die er op wijzen, dat velen van het drieste ongeloof t o t religie en van een materialistische wereld- en levensbeschouwing tot eene, waarin voor ziel en geest weer plaats is, terugkeeren, maar daarmee is men nog niet terug na)ar den God vlan h e t Woord en h e t Wo-ord van God Ter verklaring van het feit, dat wij, Nederlanders, ook na het weer opleven onzer nationale kunst, bepaaldelijk onzer dichtkunst, in het heden niet als in het verleden een geweldig dichter bezitten, zeide in „ S t e m m e n d e s Tij d s " , het Maandschrift vojör Christendom en Cultuur, vóór eenige maanden een schrijver: „ I n de vage gevoelssfeer van een mogelijk religieus 'sn wijsgeerig getint leven, dat echter noch naar de religieuze, noch naar d e wijsgeerige zijde diep gefundeerd is, belijning en vorm imis•send, is waarschijnlijk niet de voorwaarde te vinden voor een geniale schepping." Dit teekent zoio juist het nieuwe, na den tijd van ongeloof en materialisme weer O'pkomend, wel ideëele, maar nog niet Christelqke leven onder ons volk. Maar wat d a t leven mist, diepte van fundeering, belijning en vorm', heeft eenmaal de Gereform'eerde religie, met haar terug-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen