Vier-en-veertigste Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 15

VERSLAG DER VEREENIGING OVER HET JAAR 1923. „Liohi en sobaduw", met die woorden kunnen wij bet best vertolken den algemeenen indruk, dien wij krijgen, wanneer wij terugzien op bet verslagjaar, dat weer acbter ons ligt. Onze trouwe amanuensis, de heer Jb. v. Oversteeg, van wiens kraiikheid wij in ons vorig jaarverslag m^elding maakten, bleef niet alleen voor ons gespaard, maar is bijna geheel hersteld en mocht izijn arbeid op het bureel weder opvatten. Met onovertroffen toewijding is hij gedurende 40 jaren in dienst onzer Vereeniging werkzaam geweest en Gods zegen heeft kennelijk op zijn arbeid gerust. Veel hebben wij aan hem te danken. Moge de Heere hem ook nog verder voor ons sparen en sterken en bekwamen tot het werk dat hem zoo lief en voor onze Vereeniging zoo noodig is. Tot onze groote voldoening mocht het gelukken om den zoolang vacant gebleven leerstoel van wijlen professor Woltjer Senior te bezetten door de benoeming van Dr. H. Pos. En met geene mindere voldoening mogen wij er op vrijzen dat het aantal studenten met niet minder dan 50 toenam. Niet het minst deze laatste omstandigheid is zeer moedgevend, omdat daaruit blijkt dat onder het opkomend geslacht de liefde voor de beoefening der wetenschap bij het licht van Gods Woord, nog steeds voortleeft en zelfs toeneemt, dat God door Zijnen Geest ook nog onder onze jonge menschen werkt. „Die de jeugd heeft, heeft de toekomst" zegt een bekende spreuk. Welnti, dan mogen wij er ons wel in ver-blijden, wanneer wij zien dat er ook onder het opkomend geslacht zijn, die,zich met beslistheid afkeeren van het ongeloof en toonen lust te hebben in de oude paden. Maar tegenover dit licht ontwaren wij ook schaduw. Mochten wij ten vorigen jare gewagen van toeneming en groei onzer vereeniging, van stijging der inkomsten en toeneraing van het ledental, niettegenstaande den druk der tijden en de vermindering van het algemeen welvaartspeil, ditmaal kan dit niet het geval zijn. Zelfs trad een vermindering in van het aantal leden en ook van de geldelijke bijdragen. Een teruggang, wel niet groot gelukkig, en met het oog op de tijdsomstandigheden niet onverwacht, maar toch een verschijnsel, dat niet licht mag worden geacht. Vooral omdat èn de uitbreiding van het aantal hoogleeraren èn de noodzakelijke verbouwing der perceelen waarin de Universiteit thans is gevestigd, groote uitgaven noodig maken. H

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen