Jaarboek 1926 - pagina 89

97 Het Staatsblad, waarin het Besluit werd afgekondigd, versoheen eenigen tijd later. Ik acht het niet mijne taak, hier over de strekking van dit Kon. Besluit en de besprekingen, die er aan voorafgingen, uitvoerig te handelen. Laat mij mogen volstaan met de opmerking, dat het verband houdt met de uitvoering van het nieuwe Academisch Statuut, en de wijziging der Hooger Onderwijswet, die daarvoor noodig was. Daar ingevolge Art. 186 H.O.W. sub. e voor de examens en promoties van aangewezen bijzondere Universiteiten ten minste gelijke eischen moeten gelden, als voor de Openbare Universiteiten in het Academisch Statuut gesteld zijn, moest de ingrijpende herziening van deze eischen in het laatste, ook verandering van de inrichting der juridische en litterarische examens bij ons ten gevolge hebben. Men weet, dat de hier bedoelde hervorming in hoofdzaak tweeërlei beoogde: in de eerste plaats grootere soepelheid en vrijheid in de studie en dus in de examen-eischen, en ten "tweede: herstel van de eenheid van doctoraat in elke faculteit, en in verband daarm;ede verlegging van den effectus civiUs, de bevoegdheden naar het dootoraal-examen. Deze laatste verandering nu maakte ook wijziging van de aanwijzing der V. U. noodzakelijk, en deze wijziging — waaraan verschillende ten deele vrij ingewikkelde quaesties vast zaten — heeft dan nu in het hiervóór bedoelde K. B. haar beslag gekregen. Daarmede is aan den min of meer halfslachtigen toestand ten opzichte van deze materie aan onze Universiteit na het inwerking-treden van het nieuwe Academisch Statuut voor de Rijksuniversiteiten, een einde gekomen. Daar aan de nieuwe aanwijsang terugwerkende kracht is gegeven, zal wijziging van eenige doctorale bullen noodzakelijk zijn. In een nadere beoordeehng der regeling treed ik natuurlijk niet, ofschoon zij veel bevat, wat reden geeft tot voldoening, ontbreken ook de bezwaren niet. Eèn daarvan moge ik hier ten slotte vermelden, omdat het in 't bijzonder o n s betreft; terwijl men vroeger in de w ij s b ^eg e e r t e op dezelfde wijze kon studeeren als in elk and'er vak, kent het nieuwe Academ. Statuut geen afzonderlijk candidaatsexamen in de wijsbegeerte meer, maar bepaalt, dat tot het doctoraal examen daarin wordt toegelaten, ieder, die met goed gevolg een willekeurig candidaatsexamen heeft afgelegd. Ben ik goed ingelicht, dan brengt nu deze regeling, waartegen ook op zichzelf bedenkingen zijn in te brengen, voor de Vrije Universiteit nog bijzondere moeilijkheden mee. Practisch toch hebben de examens in de wijsbegeerte ten onzent hoofdzakelijk beteefcenis voor theologische studenten; en daar nu het candidaatsexamen in de Theologie buiten de bepalingen betreffende de aangewezen bijzondere Universiteiten valt, zullen dus voortaan Theologen aan onze Universiteit, die het doctoraal examen in de wijsbegeerte wenschen af te leggen, genoodzaakt zijn, eerst een candidaats4

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen