Jaarboek 1926 - pagina 18

26

vooral in Schotland is belangstelling gewekt voor de Vrije Universiteit. Het lag voor de hand deze beschouwingen té verbinden aan dé vermelding omtrent de hoogleeraren. Tot de rubriek Personalia behoort echter ook nog, dat de jaarvergadering Mr. J. Verdam, te Amsterdam, heeft benoemd tot lid van de Commissie van Toezicht, welke fimctie door hem werd aanvaard. D© samenwerking tussohen het GoUege van Directeuren en bedoelde Commissie was in het afgeloopen jaar zeer vlot. De adviezen der Commissie -worden door Directeuren nooit tevergeefs gevraagd en door hen op hoogen prijs gesteld. Wat de overige zorgen van Directeuren betreft, zij nog gewezen op een drietal punten, het gebouw, de bibliotheek en het hospitium. Aan de verbouwing was nog niet de laatste hand gelegd. De Senaatszaal eischte nog dringend eenige verzorging. Doordat deze thans heeft plaats gehad, is de verbouwing practisch voltooid. De kosten vielen niet mee. Gelukkig waren Directeuxen in staat van de verbouwingskosten reeds een belangrijk bedrag af te schrijven, zonder dat de post „Nieuw gebouw" behoefde te worden aangesproken. Tal van jaren heeft de heer W. Haaksma, te Amsterdam, in Calvinistischen kring zeer bekend, gezorgd voor hetgeen op den uiterlijken toestand der gebouwen betrekking had. Na zijn dood werd als vast opzichter der gebouwen aangesteld de heer G. van Oostveen, Bouwkundige te Amsterdam. Door de verbouvsing verkreeg de bibliotbeek een behoorlijke plaats. Tusschen het College van Directeuren en de andere Colleges worden nog besprekingen gevoerd over de vrijde waarop de bibliotheek het best kan worden ingericht en over de verhouding van de eigenlijke bibliotheek tot de z.g. seminaarbibliotheken. Een oogenblik dreigden in het hospitium moeilijkheden, toen Directeuren meenden, dat de huisorde moest worden nageleefd en speciaal de eisch moest worden gesteld, dat bet gemeenschappelijk bijbellezen, gebed en gezamg des morgens niet werden verzuimd. Een en ander leidde gelukkig niet tot een conflict. Vermelding dient nog, wat het materieele betreft, dat ia het afgeloopen jaar een regeling werd getroffen, krachtens welke collegegelden aan andere Universiteiten betaald, op basis van wederkeerigheid, in mindering kunnen worden gebracht van het bedrag dat a,an de Vrije Universiteit moet worden voldaan. Directeuren zijn overtuigd hier slechts enkele grepen te hebben gedaan. Zij meenen, dat verder in dit jaarboek voldoende bijzonderheden zijn te vinden. Zij zouden echter den plicht der dankbaarheid niet vervullen, wanneer zij niet opnamen de statistiek van leden en begunstigers. Uit de statistiek blijkt vooreerst een zeer belangrijke vooruitgang, vergeleken bij het vorig jaar. Wanneer men echter verder teruggaat en nagaat het verslag van 1924, komt men tot de conclusie, dat het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen