Jaarboek 1927 - pagina 111

117 Wetswijzi'ging, indien ideze noodzaikielij.k mocht blijken, 'brengt echter zeer ernstige bezwaren met zich, zulks in Yerband met den reeds spoedig naderenden fatajlenl termijn. Men zou bezwaarlijk om wetswijziging kunnen vragen, alvoirons een vrije 'definitieve toezegging van de Gemeente Amsterdam te hebben, dat men in den hiervoren bedoelden zin zou willen samenwerken, terwijl men tooh moeilijk de volle medewerking van Amsterdam zal kunnen verwachten, wanneer niet de wet hiervoor een aanknoopingspunt heeft. Maar zelfs, in'dien ide Gemeente Amsterdam zou willen medewerken, dan zou men dit nooit definitef kunnen weten voor het midden vain het jaar 1927. Daarna zou men, indien wetswijziging noodig bleek, zich tot den Minister moeten wenden voor bet wets^ontwerp, of zou men moeten aansturen op indiening van een initiatief ontwerp. De praktijk heeft echter geleerd, dat 'dit laaste minder kans van islagen beeft. Al zou eohteo- de Mi-nister sympathie voor het plan hebben, dan. moet rekening worden gehouden m'et 'de mogelijkheid, dat 'de Minister toit indiening van een wetsontwerp niet zoU overgaan, in verband met het door 'het h-ui'dige Kabinet ingenomen standpunt, dat men principieeüe kwesties wil laten rusten. Mem zou 'hoogstwaarschijnlijk 'dus m'Oeten wachten tot 'het ein4e van bet jaar 1929, 'terwijl 'alsdan zeer 'de vraag is, of men een meerderheid voor 'het 'ontwerp zou kunnen krijgen. Wordt het plan verworpen, dan is het beslist te laat, 'Om nog in een andere richting 'de oplossing te zoeken. Ware 'dit denkbeeld, 'dat reeds, ziji het in eenigsains an'deren vorm, in 1922 te Leeuwarden 'door 'dem heer Golijn aan 'de orde werd gesteld, toen onmiddellijk ter hand genomen, 'dan bad m'en zich zeer waarschijnlijk tij'dig 'de noodige zekerheid kunnen verschaffen of althans wettelijk de weg tot zulk een samenwerking te effenen ware geweest. Thans mioet dit ernstig betwijfeld worden. Een laatste bezwaar tegen plan II is ten slotte, 'dat men 'het 'daarbij ontwikkelde systeem aanvaardende, afwijkt van 'de gedachte, 'die biji 'de oprichting der Vrije Universiteit voorgezeten heeft. Tegenover 'dit alles kan niet ontkend worden, 'dat 'de uitvoering van Plan I, aangenomen dat men 'tegen 'de geldelijke uitgaven niet opziet, en aangenom'cn, 'dat men 'de professoren vindt, geheel in onze eigen hand ligt, zoodat wij niet afhankelijk zijn van wetswijzigiag en gunsten van 'derden, terwijl stellig 'de 'O'mstandigheid, dat een .dusdanig samengestelde faculteit, zij het op bescheiden schaal, eigen examineerende bevoegdheid bezit, zeer belangrijk in bet voordeel van 'dit plan is. Weliswaar is 'dte bezetting .der verschülemde vakken aanvankelijk zoo pO'Over, 'dat men eenige bespotting zelfs te duchten heeft, maar dat zal er des te sterker toe 'drijven, pm. zoo sinel mogelijk toit ruimere bezetting te komen. De verdere 'bezetting toch brengt, gelijk reeds eerder werd opgemerkt, veel minder kosten mede dan de aanvankelijke, 'Omdat er alleen de salarissen van professoren mede gemoeid zijn. Zoodxa hst

3 81

lil

•li

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen