Jaarboek 1927 - pagina 119

125 deze zeventig duizend. Het is niet precies te zeggen, wat ons volk in vroeger jaren offerde voor de Christelijke school. De ramingen daaromtrent lo'open noigal sterk uiteen, ook 'omdat ze betrekking hebben op verschillende jaren. Maar waarneer we den tijd nemen van ongeveer 1910, dan zijn er ramingen van één mlilioen jaarlijks, en er zijn er ook van één en drieikwart millioen, er zijn er zelfs van drie millioen. Laten we ongeveer het midden nemen van de laagste schattingen. En laten we zeggen, dat er in dien tijd ieder jaar weer werd opgebraoht door onze menschen voor hun eigen school een millioen vierhonderdduizend gulden. Dan zijn we stellig aan den lagen kant. Nu willen we niet vergeten, dat voor dat Christelijk onderwijs werd geofferd door verschillende mensohen, idie thans niet genegen zullen zijn, te geven voor de Vrije Universiteit. We denken daarbij aan ben, die wel voorstander zijn van Ohristelijk L. O., maar die, om welke reden dan ook, er niet aan denken voor de V. U. ook maar één cent te offeren. Laten we eens aannemen, dat zelfs de helft van de vroeger geofferde gelden door dezulken werd bijeengebracht. De raming is waarschijnlijk te hoog, maar wij willen niet „naar ons toe" redeneerea. Blijft over: zevenhonderdduizend gulden als offer van ons Gereformeerde volk in den „ouden tijd". Zou nu ieder, die vroeger offerde voor de lagere school, niet in staat zijn, om voor lederen gulden, dien hij destijds gaf voor het L. O., thans een dubbeltje te geven voor onze Universiteit? Men zal zeggen: ja, we geven nu ook ad. Dan antwoorden we: zeker, maar dat deed ons volk ook al in de dagen van den schoolstrijd. Ook toen heeft vol van geloofsmoed dat volk onze Universiteit gesticht en in stand gehouden. Toen, toen de lagere school aooveel vroeg, konden er tienduizenden geofferd worden voor ide V. U. Zou dan nu, na de gelijkstelling, onze V. U. niet 10 pGt. van het toen voor de lagere school geofferde mogen vragen? Want ons volk geeft immers geiarne? En voor heel ons Gereformeerde' volk is zeventigduizend gulden jaarlijks toch betrekkelijk héél weinig. Wilt ge bewijs? Volgens de cijfers, waarover we momenteel de beS'Clhikking hebben^, werd ©r in 1924 door het Nederlandsche volk verrookt (en verpruimd) aam tabak: ƒ 33.869.997.—, aan cigaretten ƒ 42.486.682.—, aan sigaren ƒ 75.598.509.—. Tezamen alzoo, om een rond getal te noemen honderd en vijftig millioen gulden. Wanneer we ons Gereformeerde volk stellen op een tiende deel van de • bevo'lking, dan beteekent dat, dat 'datzelfde volk, waaraan nu gevraagd wordt, jaarlijks zeventigduizend gulden op te brengen voor een wis- en natuurkundige faculteit, ieder jaar ongeveer vijftien millioen gulden aan tabak noodig heeft. Dat wil dus zeggen, dat, wanneer ieder voor eiken gulden, dien hij verrookt, één halve cent geeft voor de uitbreiding van onze V. U. de zaak meer dan goed in orde is. Wat nu de uitgaaf voor tabak en sigaren, in verhouding tot andere uit-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen