Jaarboek 1928 - pagina 78

85 vormen voor de taak, die hen later wacht te midden van het maatschappelijk leven. Sprekende over het contact met de studenten, mag ik niet verhelen, dat dit niet in allen deele van aangenamen aard is geweest. De Senaat heeft eenige ernstige tuchtgevallen te behandelen gehad. Zeer tot ons leedwezen, maar daartoe geroepen door ons Reglement, dat ons niet slechts oefening van toezicht als een aanhoudenden plicht voorschrijft, maar ook. wanneer klaohten over bepaalde personen door den Senaat geoordeeld worden van genoegzaam ernstigen aard te zijn, oefening van tucht, hebben wij ons genoodzaakt gezien op eenigen onzer studenten tuchtmaatregelen toe te passen. Hoe droevig dit op zich zelf ook is, wiji waarschuwen ervoor do dingen niet erger te maken dan ze zijn. Het is geen ongewoon verschijnsel, dat in den lande de studenten aan de Vrije Universiteit beoordeeld worden naar hetgeen enkelen hunner, die bijzonder op den voorgrond treden, te recht of te onrechte — dat laat ik op het oogenblik daar — meenen te moeten doen; de anderen, zoo denkt men, zullen het er wel mee eens zijn. Van het bij^zjondeïe tot het algemeene te besluiten strijdt echter met een van de eerste wetten van de logica, en zoo mag men ook niet uit deze enkele tuohtgevallen ongunstige gevolgtrekkingen maken ten aanzien van onze studenten in het algemeen. Weliswaar komt niet alles ter kennis van den Senaat, terwijl het den Senaat, ook waar hy' vermoedt, dat tegen het Reglement op de tucht gezondigd is, soms wel aan het noodige bewijs ontbreekt; toch geeft over het geheel het levensgedrag onzer studenten reden tot tevredenheid: het was nu al heel wat jaren geleden, dat zich een ernstig tuohtgeval had voorgedaan. Dit is van te meer beteekenis, daar de kring voortdurend grooter wordt. Door mijl zijn dit jaar niet minder dan 380 studenten gerecenseerd, waarvan 225 in d© theologische, 58 in de litteraire, 87 in de juridische faculteit; bovendien nog enkelen, die in meer dan één faculteit zijn ingeschreven. Voor het eerst ingeschreven zijn (d.w.z. voor ;het studiejaar 1926—1927) 78 studenten, waarvan 44 voor de theologische, 10 voor de litteraire, 17 voor de juridische faculteit, één voor theologie en rechten beide. Wat de examens betreft, er zijn in de theologische faculteit 20 candidaats-examens afgelegd, waarvan 3 met ongunstigen uitslag, 5 doctorale, waarvan 1 cum laude; in de juridische eveneens 20 candidaats-examtens, waarvan 2 met ongelukkigen afloop en , 12 doctorale examens 1ste,en 11 2de gedeelte; voor het 1ste gedeelte werden 2, voor het 2de 3 afgewezen; in de litteraire faculteit 3 candidaatsexamens, waarvan 1 cum laude, benevens 1 doctoraal examen. Verder zijn voor het propaedeutisch examen, toegang gevende tot de theologische faculteit, 35 candidaten geslaagd, waarvan 2 cum laude, terwijl 4 werden afgewezien. Voor het admissie-examen slaagden 13, tegen 12,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen