Jaarboek 1935 - pagina 103
101 gelijk de Voorzitter een voorgaand jaar nog in herinnering bracht, daarnaast bestaan andere doeleinden: Art. 3 eerste deel van de Statuten der Vereeniging luidt immers: „Het doel van het fonds is de bevordering van den bloei der Gereformeerde Wetenschap in het algemeen, en van die der Vrije Universiteit in het bijzonder door: /. geldelijken steun te bieden aan studenten, ingeschreven aan de Vrije Universiteit, die zulk een steun behoeven; 2. bij te dragen tot versterking van de bibliotheek en andere wetenschappelijke hulpmiddelen, of instellingen, welke ten dienste van die Universiteit bestaan of worden ingesteld; 3. te bevorderen de wetenschappelijke onderzoekingen van hoogleeraren, lectoren, studenten of gegradueerden dier Universiteit; 4. andere wettige middelen, die voor het doel bevorderlijk kunnen zijn. Een goed deel van het arbeidsveld ligt dus nog braak, en zal dat in de eerstkomende jaren, tenzij ons groote legaten en schenkingen ten deel vallen, wel moeten blijven. Want wel begint het aantal studeerenden te dalen, maar het percentage van hen, die steun behoeven, zal vrij zeker stijgen. Een beroep op aller medewerking, van studenten of niet-studenten, is dus op zijn plaats. De behoefte aan academisch gevormden moge intusschen tijdelijk inkrimpen, ons Nederlandsche volk heeft blijvende behoefte aan leidslieden, die hun vooropleiding aan de Universiteit ontvingen. Voor theologen moge er ernstige reden zijn, om zich te bezinnen, of men persoonlijk in dezen tijd wel is geroepen, dan wel of men zich zelf zulks wijsmaakt, voor andere universitaire takken van dienst is er nu, gesproken van het gebied als geheel, nog een groot tekort aan vrouwen en mannen, die plaats moeten nemen in de advocatuur, in de rechterlijke macht, de administratie, het bedrijfsleven, bepaalde takken van onderwijs, bovenal een tekort aan vrouwen en mannen, die op onderscheidene plaatsen, naast de niet-Calvinistische met eere hun werk verrichten. Het is er verre vandaan, dat het Calvinistische volk in de leidende kringen des levens voldoende is vertegenwoordigd. Maar zal die behoefte, die dus in zekeren zin relatief is, bevredigd worden, dan zal daartoe noodig zijn, dat gevormd worden zulke wetenschappelijke figuren, die in toewijding, aanleg en geestkracht zich meten kunnen met de elite onder de nietCalvinisten. Meer nog dan tot op heden zal daarom ook aandacht gewijd moeten worden aan de vraag of het vooruitzicht, dat in dezen te hopen valt, de verleende toelage wettigt. Naar Calvinistische opvatting wordt een mensch allereerst geroepen om en van wege zijn gaven en talenten; die behooren determineerend te zijn voor de plaats in het
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1935
Jaarboeken | 175 Pagina's