Jaarboek 1935 - pagina 11

HOOFDSTUK I. § 1. Ter inleiding. Onze Vrije Universiteit dankt haar ontstaan aan hel verzet, dat uit de maatschappij, uit de kringen van dat deel des volks, dat wil leven bij de openbaring Gods, oprees tegen de allengs verdrukkende overheersching van de theorieën van het ongeloof. Dat er een band is tusschen haar en dat volk, ligt dus daarin en daarin alleen, dat de Vrije Universiteit haar beginsel vestigt in Gods Openbaring en dat dat volk voor zijn leven evenzoo als waarheid aanvaardt, hetgeen in de Heilige Schrift is geschreven. De strijd voor de belijdenis op kerkelijk terrein, het positie nemen van Groen van Prinsterer, waaruit de Antirevolutionaire of Christelijk Historische partijgroepeering groeide, de volksbeweging voor de vrijheid van het onderwijs, de oprichting van de Vrije Universiteit, zij behooren allen bij elkaar, zij komen allen uit hetzelfde beginsel voort; God de Heere heeft dat alles gegeven. Maar laten dan allen, die overtuigd zijn, dat op kerkelijk, staatkundig en maatschappelijk gebied door degenen, die voorgingen, de goede strijd werd gestreden en dat die nog door degenen, die volgen, moet worden gestreden, terwille van dien band die hen aan de Vrije Universiteit bindt, dankbaar voor hetgeen God in haar gaf, haar zaak tot de hunne blijven maken, en hen, die nog niet meehielpen, opwekken tot het met hen gaan vervullen van dezen heiligen plicht; nu in de dagen die wij beleven in het bijzonder. Want de tijden zijn vol moeite, en het spreekt wel van zelf, dat de Vrije Universiteit daarvan haar, deel ook te dragen heeft. Hoort men in dezen tijd de vraag stellen, hoe het met onze Vrije Universiteit gaat, dan zal ook van haar geantwoord moeten worden, dat op het gebied der financiën de tegenwoordige omstandigheden moeilijk zijn. Dit valt niet te ontkennen. Gaan wij na, dan werd het jaar 1934 begonnen met een tekort van ± ƒ 8.000,—. In den loop van het jaar 1934 trad een belangrijke achteruitgang in de opbrengst der contributiën in. Daarbij kwam nog, dat het aanwinnen van nieuwe contribuanten bij de daarvan gekoesterde verwachtingen verre achterbleef. Een hernieuwd beroep op de hoogleeraren, om met een wederom nieuwe korting te willen genoegen nemen, was noodzakelijk, omdat zonder die hulp geen uitzicht op een sluitende begrooting bestond. Moeilijkheden, wat de financiën aangaat, zijn er dus genoeg en is er alle reden om met groote nauwlettendheid voor de belangen van onze Universiteit te blijven waken en, om haar bij te staan geen gelegenheid te laten voorbijgaan, geen middel onbeproefd te laten. Zoo is er wel zeker alle reden tot zorgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen