Jaarboek 1936 - pagina 38

36 als overtreding van Gods geboden, als verwerping van Zijn oppergezag, gebrandmerkt, als eigenlijk de meest stuitende vorm van het zichzelf ten richtsnoer zijn: „ik, en anders geen"! Ach, er zijn er zoovelen, ook in den in ruimeren zin des woords Gereformeerden-kring, die lonken naar of heulen met allerlei stroomingen en richtingen, welke alle opkomen uit den menschehjken hoogmoed van het: ik, en anders geen! Men wil, dikwijls onder het voorgeven van meer levend geloof, van meerder erkennen van den oneindigen afstand tusschen Schepper en schepsel, wijzer zijn dan God, zooals Hij Zich in Zijn van begin tot einde onfeilbaar ingegeven Woord geopenbaard heeft en in eigenwilligen godsdienst zweert men trouw aan den Heere èn aan Melech, wil men vereenigen wat een volstrekte tegenstelling vormt en trekt door zijn schoonschijnend syncretisme zwakke zielen af van den goeden weg. De machten van het ongeloof zijn nog dreigender geworden. Daarom moet door ons alles gesteund, wat zich stelt tegen het ongoddelijke ijdel roepen. Daarom moeten we ook de V.U. steunen, die de banier van het „ik, en anders geen" des Heeren opheft over alle wetenschap en daarmee voor eiken levenskring van onschatbare beteekenis is. Laten wij daarom in betrekking tot haar nog meer dan tot dusver gedachtig zijn aan het „Ik, en anders geen" Des Heeren. God vraagt dat van ons. Geen vrees voor de financieele toekomst moet de handen slap maken, want God is met haar, wiens eer aan de openbare universiteiten soms droevig wordt aangerand. Moge onze V.U. tot op den dag van 's Heeren wederkomst voor den Koning der eeuwen haar werk verrichten. Daartegenover is het, aldus spr., als een onwaardeerbare gunst van God de onvergankelijke eere van onze Vrije Universiteit, dat zij van het begin af tot nu toe, reeds 55 jaren, als geheel, zich zonder wankelen of wijken gehouden heeft aan het: „Ik, en anders geen" van den levenden God, ja, dat het juist haar rusteloos streven is geweest om voor haar deel de absolute souvereiniteit des Heeren op elk levensgebied tot erkenning te brengen.

§ 9. Versla^ Rede J. Schouten. „Roeping en beteekenis der Vrije Universiteit". De heer S c h o u t e n zeide, dat in de laatste weken zijn tijd zeer in beslag is genomen door het Bezuinigingsontwerp der Regeering, welke arbeid hem tevens nog weer eens heeft doen zien, hoe goed 't is, dat de V. U. slechts een zeer bescheiden jaarlijksche uitkeering uit de Rijkskas geniet. Ware het anders geweest, dan zou de V. U.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen