Jaarboek 1936 - pagina 75

73

voorgedaan. Bezadigde bedoelingen en verwachtingen zijn, meen ik, wel met dit tweede congres bereikt, tot welks deelnemers bijna alle hoogleeraren onzer hoogeschool behoorden; en waar van hen Hepp en Anema voordrachten hielden. De begeerte om internationale, historisch gefundeerde gemeenschap van gereformeerde levensbeginselen te herwinnen en te versterken kan zeer wel samengaan met open oog en hart voor de geschiedenis van die beginselen binnen de perken van eigen land en volk. Zoo vond de herdenking van de Afscheiding van 1834 ook in den kring der Vrije Universiteit veel weerklank. Zoo had Goslinga, tot deze tijden aangetrokken, en daarin volkomen thuis — hij is ook voorzitter van het Bilderdijk-Museum en tweede voorzitter van het Réveil-archief — het grootste aandeel in de totstandkoming eener belangwekkende Afscheidings-tentoonstelling, die in alle opzichten welgeslaagd mocht heeten. De rector hield op den verjaardag van de stichting onzer universiteit een rede over het taalbederf door de school van Kollewijn, in aansluiting bij een vroeger adres van den senaat aan de regeering; waarmede hij een nationaal cultuurbelang van de hoogste orde meende en bedoelde te dienen. En hij kan niet anders zien, of de gevolgen van de revolutionnaire taalbeschouwing, die nu bij het onderwijs tot beginsel en norm is gesteld, gaan zijn alarmroep steeds meer rechtvaardigen, al biedt het volksleven, uit juister historisch en christelijk besef nog den krachtigsten weerstand. Te grooter is de verantwoordelijkheid van hen, die slapheid voor wijsheid aanziend, voor het brutale, radicale opdringen voet voor voet wijken, inplaats van, beter doordenkend, met alle kracht voet bij stuk te houden. Nog is terugkeer en het herstel van orde en eenheid mogelijk. Zal het kwaad ten volle besloten blijken? In elk geval heeft de Vrije Universiteit met haar herhaalde ernstige waarschuwing getracht, haar roeping ten dezen te vervullen. Maar als niet alle teekenen bedriegen, zal zij daarmede nog niet gereed zijn. Want het streven naar het vulgair maken van de taal zal men spoedig nog veel verder zien voortzetten langs den weg van het onderwijs. Men zij toch op zijn hoede! En moge onze universiteit ook verder, in weerwil van ondank en miskenning, helder blijven zien en klaar blijven spreken. De studenten. Het wordt tijd, dat wij ons met hen bezighouden. Het aantal der voor het eerst ingeschrevenen liep niet onaanzienlijk terug: 88 tegenover 112, en daarvóór (1932—1933) 100. Maar het totaal van alle ingeschrevenen steeg nog aanmerkelijk: 610 tegenover 587 en 548. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te geven: candidaten in de theologie, geen plaats vindend, gaan voor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen