Jaarboek 1960-1961 - pagina 78
aan onze Heer, uit wiens hand wij alle dingen gegeven zien. Voor wie de geschiedenis kent is deze uitbreiding niet verwonderlijk. Bij het bijzonder lager onderwijs heeft men gezien hoe na de jarenlange schoolstrijd de financiële gelijkstelling van 1920 recht en verademing bracht en hoe in de decennia daarna het bijzonder lager onderwijs de vleugels steeds breder uitsloeg. Bij het hoger onderwijs, waar alles meer tijd vraagt, valt de parallel gemakkelijk door te trekken. De Vrije Universiteit heeft bijna 70 jaar geheel moeten leven uit particuUere bijdragen van zeer velen uit overwegend onbemiddeld miHeu. De subsidiewet van 1948 geeft dan ontplooiingsmogelijkheden, niet aan een noodlijdende iasteUing of aan een kwijnende mentaliteit, maar aan een in meeleven met een universiteit jarenlang geoefende en geharde volksgroep. Het Ugt dan ook in de rede dat die volksgroep die kans dan aangrijpt, zoals het in de parallel ugt dat de uitbreiding van deze jaren slechts een inzet is, en verdere uitbreiding onder ogen gezien moet worden, wat betreft studentental, wat betreft docentencorps en ook wat betreft de financiële bijdrage van onze volksgroep. Intussen brengen subsidiëring en uitbreiding allerlei problemen met zich mee. Intern bezien rezen en rijzen vooral vragen van organisatorische aard; extern is de positie ener bijzondere universiteit tussen de andere universiteiten actueel, en dat vraagstuk is voor de rest van mijn verslag de inslag in de schering der fata. Voor de actuaHteit van dit vraagstuk is symptomatisch het nieuwe ontwerp van wet op het wetenschappelijk onderwijs zoals dat in het najaar 1959 uitkwam. Eigenlijk stelt dit ontwerp de vraag of er nog wel zo'n groot verschil is tussen openbaar en bijzonder onderwijs, nu het openbare meer zelfstandigheid krijgt en het bijzondere voor een goed deel uit de openbare kas betaald wordt. Het ontwerp ziet dan ook niet meer als primaire nuance: openbaar naast bijzonder, maar het al of niet uit de openbare kas genieten (niet-genieters zijn er overigens weinige: enige bijzondere leerstoelen, theologische opleidingen). In de verdere uitwerking van het ontwerp wordt dan het verschil tussen openbare en bijzondere universiteiten in feite hiertoe teruggebracht dat de bijzondere universiteiten vrijheid van benoeming en enige vrijheid van interne organisatie behouden. Met goede bedoelingen moge
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960
Jaarboeken | 140 Pagina's