Jaarboek 1961-1962 - pagina 78

sche afmetingen verkregen, i) dat zij die doceerden nauwelijks hun naaste leerlingen kenden en meer dan eens als hun overtuiging uitspraken dat zonder studenten de universiteit een prettige plaats zou zijn- 2) Of men ieder alles leren kon, werd een benauwend probleem. 3) Wetenschappelijk onderwijs verslindt schatten, *) tenminste in de exacte vakken. Het werd twijfelachtig, of de studenten die aan de gemeenschap zo veel kostten, konden worden vrijgelaten. 5) Het kwam redelijk voor aan de arbeid in laboratoria door onderzoekers verricht, nauwkeurige eisen te stellen: een nieuwe kunstmatig samengestelde stof, welke nader aangegeven eigenschappen bezitten moest. De opleiding moest straffer, het onderzoek nauwer aan praktische doeleinden gebonden worden. Volgens sommigen kwam aan de student als dienaar van de gemeenschap, zo niet als ambtenaar, 6) een studieloon toe. 7) Tegelijk rezen gevoelens van onbevredigdheid. De universiteit als verzameling van vakopleidingen, de hogeschool als ^) De universiteit van Californië telt 41.000 studenten; andere cijfers zijn Minnesota 36.000, Illinois 26.00, Michigan 25.000, Wisconsin 24.000, Ohio 22.000, zie Universitat und moderne Gesellschaft. Frankfurt am Main 1959, 31. 2) Charles H. Haskins: The Rise of Universities. New York 1923, 79. ^) Vergelijk over dit punt o.a. Universitat und moderne Gesellschaft, 35. *) De bedragen voor hoger onderwijs beliepen op de begrotingen van 1950, 1955 en 1960 achtereenvolgens 31,1, 52,9 en 215,2 miljoen gulden. Voor 1961 was voor het wetenschappelijk onderwijs uitgetrokken 240,9 miljoen; daarnaast zie men de cijfers op de buitengewone dienst. ^) Deze vrijheid wordt verdedigd door John Steegman: Cambridge, London 1946, 114. ®) Van de student als ambtenaar toonde zich afkerig de Nieuwe Rotterdamse Courant, 14 november 1955; als men de universiteiten als voorwerp van investering gaat zien, is het een kleine stap naar hun behandeling als personen in overheidsdienst; zie Arnold Köttgen: Das Grundrecht der deutschen Universitat, Göttingen 1959, 69. '') Behalve de door mij genoemde litteratuur over het studentenloon in: D e geprangde universiteit. Utrecht I960, 35-36 zie men Hans Wenke: Die deutsche Hochschule vor den Ansprüche unserer Zeit. Göttingen 1955, 22 e.v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen