GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarboek 1964 - pagina 111

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarboek 1964 - pagina 111

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

held is, maar uit zichzelf deze vrijheid niet deelachtig kan worden, doch door Gods vergevende genade alleen steeds opnieuw deze vrijheid verkrijgt als een bevrijding uit eigen „oneigenlijkheid", d.i. uit eigen pogingen, om door denken en werken zichzelf te beveiligen tegen alle onzekerheid. Uit de last van dit verleden ivordt hij paradoxaal door God bevrijd, doordat hij ^cb^elf in vrije geloofsbeslissing door God laat bevrijden. De paradox brengt de synthese tot stand. En met de synthese de eigenlijke eenheid van B.'s antropologie. Lezen wij het eerste citaat hier nog eens op na. Dan blijkt, dat de mens buiten de openbaring en Gods vergevende daad om wel van vrijheid kan weten, maar niet vrij kan zijn. Zijn vrijheid ontvangt hij steeds opnieuw in het heden der genade-openbaring Gods van Godswege. ,,Door het Woord der vergeving wordt de mens dan bevrijd van zichzelf" (G.u.V., 126). En alleen door het woord der genade wordt de vrijheid „Ereignis" (idem). Geheel volhouden kan B. dit niet. Zo spreekt hij ook over de relatieve vrijheid, die 's mensen deel kan worden buiten het woord der prediking van Christus' kruis om. Ongetwijfeld een concessie, die hij niet kan verantwoorden vanuit zijn strenge conceptie. Maar voor het overige en dus doorgaans hebben wij met deze paradoxale mens te maken, die in de paradox van het heden der verkondiging van zichzelf bevrijd wordt. Ongetwijfeld werken hier motieven van Luther's leer van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen. B. beroept zich hiervoor dan ook bij herhaling op Luther. En met Luther ziet hij de oneigenlijke mens vóór alles en principieel in de mens, die zichzelf garanderen, zichzelf beveiUgen wil tegenover God door zijn wetsvolbrenging en derhalve door de werken der wet. Deze werken der wet zijn z.i. modern te vertalen in de werken, die de mens als redelijk-zedelijk wezen volbrengt; zijn zedelijke prestatie's. De mens der ,Aufklarung', die eigen gerechtigheid opbouwt door het ideaal van de zedelijke persoonlijkheid na te volgen, en die dit ideaal navolgt door aan de „algemene waarheden" van een algemene levensleer (ethiek) als gedragsnormen te voldoen, is hier voor B. de oneigenlijke mens. Stellig is hier affiniteit met de existentie-filosofie, waarvoor ook de redelijk-zedelijke mens, de burgerlijke mens, de mens van de deugd der algemene plichts-

'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Jaarboeken | 170 Pagina's

Jaarboek 1964 - pagina 111

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Jaarboeken | 170 Pagina's