Jaarboek 1968 - pagina 17
„Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. Elke rank aan mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke, die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage" (Johannes 15 : i, 2). Op II en 12 januari 1968 v o n d e e n d o o r de senaat georganiseerd congres over de toekomst van de universiteit plaats. Alleen reeds de snelle groei van de universiteit in allerlei opzicht maakte een beraad over de toekomstige ontwikkeling gewenst. In een vijftal voordrachten, die tevoren aan de deelnemers uitgereikt waren, werd een poging gedaan na te gaan, waar vandaan wij gekomen zijn, in welke wereld wij staan en in welke richting wij moeten koersen. Deelnemers waren leden van de besturende colleges en van de raad van bijstand van de Vereniging voor wetenschappelijk onderwijs op gereformeerde grondslag, studenten, medewerkers van allerlei functie, leden van de wetenschappelijke staf, lectoren en hoogleraren. Er is bezwaar gemaakt tegen het feit, dat het congres besloten was. Ook na zorgvuldige overweging van de bezwaren acht ik de beslissing daartoe ook nu nog juist. In een vorige jaarrede heb ik gezegd, dat ook wij staan in de storm, die over de wereld gaat. Ook wij hebben onze aarzelingen, onze twijfel, onze verlangens en onze vragen. Is het dan zo vreemd, dat wij behoefte hadden aan wat terecht genoemd is „een intern stafberaad?" Bij voorbaat stond vast, dat het congres geen beslissingen zou nemen - waaraan zou het de bevoegdheid daartoe hebben kunnen ontlenen? Onze bedoeling was een openhartige gedachtenwisseling, waarbij men zich ook eens zou mogen vergissen en waarbij men niet aan elk woord, dat gesproken werd, zou worden gehouden. Kortom het ging ons er om van elkaar te weten, hoe we over de dingen denken of beginnen te denken. Dat men dat wil doen zonder dat alle publiciteitsmedia er bij zitten, lijkt mij niet een ongeoorloofd verlangen. Men is nog geen autocraat, omdat men met zijn medewerkers en vrienden wel eens praten wil zonder dat iedereen mee luistert en op luide toon zijn mening over het beluisterde te kennen geeft. De aanduiding congres is waarschijnlijk niet de gelukkigste geweest. Het woord roept inderdaad de gedachte aan openbaarheid en het vaststellen van resoluties op. De pretentie was minder en dat had beter uit de naam kunnen blijken. Het oordeel over het congres moet naar mijn mening genuanceerd zijn. Geheel en al geslaagd zou ik het niet kunnen noemen. Met zijn vierhonderden kan men moeilijk van gedachten wisselen, ook al hebben wij het gerenommeerde systeem van de discussiegroepen toegepast. Twee dagen zijn een korte tijd. Er is te weinig gelegenheid misverstanden te onderkennen, nog minder ze op te helderen. Het gezelschap 15
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968
Jaarboeken | 136 Pagina's