Jaarboek 1970 Vrije Universiteit Amsterdam - pagina 25

vakgroep behoort ten minste een secretaresse te hebben. Ter zake van de administratieve hulp heerst binnen de universiteit een niet gerechtvaardigde ongelijkheid, die men met betrekkelijk bescheiden middelen zou kunnen opheffen. Om dit hoofdstuk opgewekt te beëindigen, het onderzoek zal zeer kunnen profiteren van de diensten van het in oprichting zijnde Academische Rekencentrum Amsterdam. De beide Amsterdamse universiteiten werken daartoe uitstekend samen. Evenals bij de lerarenopleiding blijkt ook bij de voorbereiding van het Academisch Rekencentrum hoe snel een zaak van de grond kan komen, als degenen, die daarmee belast zijn, enthousiast allereerst en allermeest die zaak willen dienen. Vandaag begint het 91ste jaar van onze universiteit. Het lijkt mij goed deze toespraak te beëindigen met iets van planning op korte termijn. Waaraan zullen wij dit jaar in de eerste plaats aandacht moeten geven? Naar mijn overtuiging moeten wij dit jaat gereed komen met een nieuwe bestuursvorm. De discussies daarover gaan teveel tijd vragen, zij scheppen een sfeer van onrust, waarin het moeilijk werken is, zij dreigen hier en daar verwijdering te brengen tussen mensen. Ik herhaal wat ik al eens gezegd heb: het grote vraagstuk van de universiteiten is niet de bestuursvorm. Bestuur is geen doel in zichzelf, bestuur heeft een dienende functie, het moet zorgen, dat onderwijs en onderzoek op behoorlijke wijze en in een menswaardig klimaat kunnen worden verricht. Hoe de bestuursvorm er ook gaat uitzien, in ieder geval zal zij een daadkrachtiger bestuur moeten mogelijk maken dan thans het geval is. In de tweede plaats is het dringend gewenst, dat de besprekingen over de nieuwe formulering van de grondslag tot een einde komen. Wij moeten zekerheid hebben over het karakter van de universiteit in de tiende decade van haar bestaan. Daarover kunnen wij pas overeenstemming bereiken, wanneer wij weten, hoe de grondslag verwoord is. Er sluipt in de discussies over de grondslag van de Vereniging en de doelstelling van de universiteit ook een element van oneerbiedigheid, van verzakelijking van het religieuse, dat ons herhaaldelijk beschaamd doet staan, wanneer wij letten op de vragen, voor de beantwoording waarvan de wereld van vandaag mede aan de universiteit leiding vraagt. Vervolgens meen ik, dat wij een groot deel van onze aandacht zullen moeten geven aan het exploreren van nieuwe vormen en methoden van onderwijs. De grote aantallen studenten maken dat niet eenvoudig, maar zo lang de wettelijke bepalingen omtrent toelating tot de universiteit luiden zoals thans, mogen wij niet anders doen dan met inspanning van misschien meer kracht dan redelijkerwijs van ons gevraagd kan worden aan onze studenten de beste opleiding geven, die in de gegeven omstandig23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen