Jaarboek 1971 en 1972 - pagina 27
tenzij een beroep kan worden gedaan op de oud-vaderlandse rechtregel „a l'impossible nul n'est tenu" - ons tot het uiterste inspannen de ingeschrevenen te behandelen. Ik voeg daaraan toe, dat het de plicht van een universiteit in een samenleving als de onze is niet zo min mogelijk, maar zoveel mogelijk mensen onderwijs te geven. Dit is een beschrijving van de situatie, zoals zij thans wettelijk is. Het is bekend, dat ik om een veelheid van redenen van mening ben - zie mijn jaarrede 1970, jaarboek V.U., 1970, blz. 18 e.v. -, dat deze toestand niet bestendigd kan worden. Beperking van het aantal studenten is noodzakelijk. Waarschijnlijk zullen wij dit jaar 30% meer eerstejaars krijgen dan in 1970; in het afgelopen jaar steeg het aantal examens met 23%. Legt men de universiteiten financiële beperkingen op, dan zal de situatie ras over de gehele linie onhoudbaar worden. Beperking van het aantal studenten is ook maatschappelijk aanvaardbaar, mits bij de selectie objectieve wetenschappelijke maatstaven worden aangelegd. In de regeringsverklaring heeft de regering aangekondigd een verhoging van de collegegelden te zullen bevorderen. In de nota Nelissen, die een van de aan het regeeraccoord ten grondslag liggende stukken is, is uitgegaan van een verhoging tot ƒ i.ooo,— per jaar. Sedert 1956 bedraagt het collegegeld ƒ 200,— per jaar. Een aanpassing aan de waardedaling van het geld zou verantwoord moeten worden geacht. Een verhoging tot ƒ i.ooo,— per jaar betekent echter een verhoging met 400%. Dat heeft niets te maken met een aanpassing aan de waardedaling van het geld. Men gaat dan aan het collegegeld een ander karakter geven, uitgaande van het dusgenaamde profijtbeginsel. Ik ontken niet, dat het in bepaalde gevallen gerechtvaardigd kan zijn, dat de staat en andere publiekrechtelijke lichamen een vergoeding vragen voor door hen bewezen diensten. Ik heb echter in mijn leven te veel last gehad van beginselen, aan welke men ongenuanceerd algemeen geldende werking wilde toekennen dan dat ik bereid zou zijn het profijtbeginsel in ongenuanceerde vorm en met algemene gelding te aanvaarden. Nu met algemene instemming gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke spreiding van het wetenschappelijk onderwijs onder alle groepen van de bevolking, moet men niet tot een substantiële verhoging van het collegegeld overgaan. Los van het collegegeld rusten op ouders van studerende kinderen toch reeds niet onaanzienlijke lasten. Men kan wel zeggen, dat men de verhoging voor
25
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971
Jaarboeken | 360 Pagina's