Jaarboek 1976-1977 - pagina 79
Drs. Hendrik Arnold Höweler Na een langdurige ziekte overleed 7 oktober 1976 Hendrik Arnold Höweler, leerling van de Vrije Universiteit, oud-rector van het Gereformeerd Gymnasium te Amsterdam en bibliothecaris van de Vrije Universiteit van 1949-1960. Höweler werd 27 november 1899 te Amsterdam geboren. Zijn moeder was de oudste dochter van J. A. Wormser jr., de amsterdamse uitgever van De Standaard en De Heraut, van vele boeken van dr. A. Kuyper en andere hoogleraren van de Vrije Universiteit. C. A. Höweler te Amsterdam behoorde tot de 43 Stichters der Vrije Universiteit, die het stichtingskapitaal bijeenbrachten. Toen Höweler in 1919 nederlandse taal- en letterkunde ging studeren was het vanzelfsprekend dat hij zich aan de Vrije Universiteit liet inschrijven, waar die studierichting in 1918 werd opengesteld. Hij werd als 794-ste student ingeschreven. Hij kwam uit Velp en ging in Hilversum wonen. Zijn hoogleraren waren met name dr. A. Goslinga en dr. A. A. van Schelven voor de geschiedenis, dr. G. H. J. W. J. Geesink voor de wijsbegeerte en dr. H. J. Pos voor de taalwetenschap. Lector J. Wille die de nederlandse taal- en letterkunde sinds 18 oktober 1918 doceerde, drukte echter zijn stempel op de studie van Höweler. Onder rector H. A. Colijn werd H. A. Höweler 17 oktober 1919 lid van het Studentencorps aan de Vrije Universiteit onder de zinspreuk „Nil Desperandum Deo Duce". Hij neemt actief aan het Corps deel: in 1921 als lid van de Gezelligheidscommissie en de Almanak-redactie, in 1923 als rector van het Corps en in 1924 als praeses van de lustrumcommissie. In de Almanak 1924 vinden we het Jaarverslag i^ii-j^zj van rector H. A. Höweler, blz. 39-62. Deze rede is uitvoerig met belangstelling voor detail en menselijkheid. De grondtoon ervan is dankbaarheid, als Nederlanders, als studenten en als christenen. Die toon en taal van toen is vrijwel onvoorstelbaar geworden: „Wij komen hier samen als Studenten, als menschen, die, niet onmiddellijk gedrukt door de zorg voor de dagelijksche behoeften des levens, zich kunnen wijden aan geestelijken arbeid, aan verrijking van hun intellectueel bestaan met 't oog op hun lateren werkkring", (blz. 40). 79
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
Jaarboeken | 270 Pagina's