GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1906-1907 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 158

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

142 geleidingen moet voorstellen van de verschillende centra naar dat punt, waar men zich object voorstellingen gelocaliseerd zou moeten denken. De medicus is, in zooverre hij vreemdeling bleef op het gebied der psychologie, gewoon zijn terrein af te bakenen tot het gebied der anatomie en physiologie en tot de afwijkingen die tot de pathologische anatomie en de pathophysiologie behooren. Hij onderzoekt, meer speciaal wat het centrum betreft, anatomisch en histologisch en hij houdt vooral Meynert in eere, die zulke uitnemende bijdragen leverde voor de kennis van het genoemde orgaan. Op het gebied der hersenphysiologie houdt hij rekening met de experimenten van Fritach en Hitzig, daar hij weet, dat de experimenten bij het dier belangrijke bijdragen kunnen leveren voor de menschelijke physiologie, al gevoelt hij de moeilijkheden, die voortspruiten uit de aanzienlijke verschillen, die er zijn tusschen het cerebrum van den mensch en dat van de hoogere dieren. Met groote belangstelling volgt hij ook de zoogenaamde embryogenetische methode van Flechsig, waarbij de ontwikkeling der mergcheeden in de verschillende periodes van het foetus wordt nagegaan en die tot scheiding van verschillende vezelsystemen aanleiding geeft. En ten slotte zal hij, als klinicus nauwkeurig de symptomen registreerend, als patholoog-anatoom zoowel makroskopisch als mikroskopisch onderzoek verrichten, door een groot materiaal en onderlinge vergelijking empirische relaties trachten te vinden. Ik kan mij voorstellen, dat een beoefenaar der geesteswetenschappen wel bezwaren zou hebben tegen zulk een methode om op de hoogte te komen van het verschijnsel, zooals dat in de definitie van van Melle is uitgedrukt. Voor hem treden een aantal problemen op den voorgrond, zoodra er gesproken wordt van taal en gedachten, die onbereikbaar zijn voor den observeerenden en experimenteerenden medicus, zoodra deze zich tot de natuurwetenschappelijke methode beperkt. Nu is het de groote vraag, moet de medicus aannemen, dat deze problemen niet bestaan, en dit gaat natuurlijk niet. of moet hij doen, alsof ze niet bestaan, daar ze buiten zijn terrein liggen? Ook dit laatste is niet goed mogelijk, daar we toch

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 238 Pagina's

1906-1907 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 158

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 238 Pagina's