GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1948 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 156

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

148 alvorens zij het eerst werd geschreven op vergankelijke tafeltjes in de taal van Babylonië; dat deze tafeltjes werden gecopiëerd, misschien wel veel keren, en herschreven in Assyrisch schrift....". Hij waarschuwt dan voor de vele veranderingen, die in het oorspronkelijke verhaal kunnen zijn ontstaan door verschrijvingen enz. en zegt dan: „Met deze waarschuwing voor ogen mogen wij onze Engelse copie van een Latijnse copie van een Griekse copie van een Hebreewse copie van een Assyrische copie van een Chaldeeuwse copie van een verhaal ter hand nemen, dat in Oud-Babylonié werd verteld, en zien, wat het te zeggen heeft" Ik kan deze beweringen van Shand bevestigen noch ontzenuwen. Tic wil aannemen, dat bij het copiëren geen fouten zijn gemaakt en dat we het Oud-Babylonische verhaal ongeschonden voor ons hebben liggen, maar wat voor mij de hoofdzaak is, is dit, dat we in het scheppingsverhaal te doen hebben met een Oud-Oosterse vertelling, passend in het toenmalige wereldbeeld, en aansluitend bij de gedachten en voorstellingen der oudste bewoners van het Oosten, „'t Is een oude overlevering', zegt Prof. Shand, en ik beaam het. Van het bekende marchanderen met het woord dag moet Shand ook niets hebben. „Niets toch is duidelijker dan de woorden: „God scheidde het licht van de duisternis. Hij noemde het licht Dag en de duisternis Nacht". De man, die dat neerschreef, was -zich helder bewust van de betekenis, die aan het woord dag moest worden toegekend, en toen hij hieraan toevoegde: „God maakte twee grote lichten, het grotere licht voor het beheersen van de dag en het kleinere voor het beheersen van de nacht", was het duidelijk, dat hij dezelfde verschijnselen met dag en nacht bedoelde als wij". Ook spreekt Shand nog over de Zondvloed. Hij verwerpt deze geschiedenis, en noemt als een der meest sprekende argumenten „dat. indien al het water in de atmosfeer aan al het water in de oceanen werd toegevoegd, het mengsel niet van zeewater zou zijn te onderscheiden; geen dier zou het kunnen drinken en geen landplant zou de onderdompeling gedurende een geheel jaar overleven. Doch wanneer de gehele plantenwereld dood was en het gehele aardoppervlak met zout doortrokken was, waar leefden de dieren dan van, toen zij uit de ark kwamen?" Ook andere, misschien meer bekende bezwaren tegen de historiciteit van de zondvloed somt hij op : „de inhoud van de ark en haar kennelijke onzeewaardigheid, het grote aantal zoogdieren, vogels reptielen en insecten — vijf millioen is geen te hoge schatting voor „al wat leeft, van alle vlees, twee van elke soort" en „van elke soort kruipend gedierte, tw_ee van elke soort", waarvoor Noach onderdak moest zoeken —het vraagstuk van voedsel - en watervoorziening gedurende een jaar enz." Shand eindigt met: ,,De Hebreewse schrijvers gebruiken de kennis van hun eigen tijd, hun eigen inzichten over het heelal, hun eigen geografie en cosmogonie. Hun betekenis is gelegen in de wijze, waarop ze deze kennis gebruiken als een voertuig voor geestelijke gedachten in hun, zo lang vervlogen tijd." Inderdaad, de eerste hoofdstukken van de Bijbel plaatsen ons voor schier onoverkomenlijke moeilijkheden! In zijn hoofdstuk over de ouderdom der aarde releveert hij kort en duidelijk de geologische, biologische, chemische en fysische methoden ter bepaling van die ouderdom, en zegt dan: ,,Kan het slechts toeval zijn. dat het antwoord telkenmale in veelvouden van tientallen van millioenen jaren wordt uitgedrukt? Er is niet beweerd, dat deze antwoorden meer geven dan een indruk van de werkelijke ouderdom der aarde, maar wel. dat deze indruk van een orde van grootte is, veel groter dan die, waarvan de wijsgeren van Oud-Babylonië ooit droomden." Ik wil deze bespreking eindigen met een paar geologische opmerkingen In fig. 21 zijn vier fasen in de ontwikkelingsgang van de Alpen afgebeeld, zoals E. Argondy zich die in 1916 (!) heeft ingedacht. Het komt me voor.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1948

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 162 Pagina's

1948 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 156

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1948

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 162 Pagina's