1950 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 94

Dr H. P. WOLVEKAMP

78

22. Lorenz, K. Tinbergen, N. (1939). Taxis und Instinkthandlung in der Eirollbewegung der Graugans. Zs. f. Tierpsychologie 2, 1. 23. Magnus, G. (1925). Animal posture. Croonian lecture. Proc. Roy. Soc. London 98 B, 339. 24. Ostwald, W. (1920). Die Farbenfibel (I^eipzig). 25. Pavlov, I. P. (1926). Die höchste Nerventatigkeit (das Verhalten) von Tieren. (München). 26. Poppelreuter, W. (1923). Zur Psychologie und Pathologie der optischen Wahrnehmung. Zs. ges. Neurol, u. Psychiatr. 83, 26. 27. Sherrington, C. (1906). The integrative action of the nervous system (New Haven). 28. Tinbergen, N. (1948). Physiologische Instinktforschung. Experientia 4, 121. 29. Tinbergen, N. Kuenen, D. J. (1939). Ueber die auslösenden und die richtunggebenden Reizsituationen der Sperrbewegung von jungen Drosseln (Turdus merula L. und T.c. cricetorum Turton). Z. Tierpsychol. 3, 37. 30. Uexküll, J. von Kriszat, G. (1934). Streifzüge durch die Umwelten von Tieren und Menschen (Berlin). 31. Weiss, P. (1941). Autonomous versus reflexogenous activity of the central nervous system. Proc. Am. Philos. Soc. 84, 53. 32. Weiszacker, V. von (1926). Einleitung zur Physiologic der Sinne. Handb. der normalen und pathol. Physiologie 11 : I, 1. 33. Walter, W. Grey (1949). Electroencephalography. Endeavour 8, 194. 34. Wolvekamp, H. P. (1947). Over de betekenis van „idees précongues" en onbevangenheid in de experimentele biologie. Org. Chr. Ver. van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland. 45, 1. 35. Wolvekamp, H. P. Booy, H. L. (1949). Processus en chaine et facteurs limitatifs en biochimie et en biologie. Actualités biochimiques 13. Voor algemene oriëntatie op zenuwphysiologisch gebied : Tulton, J. F. (1943). Physiology of the nervous system (Oxford). Lovatt Evans, C. (1945). Starling's Principles of human physiology (London), Book II, III IV (biz. 99-465). Voor psychologie : Bigot, L. C. T., Kohnstamm, Ph. Palland, G. (1949). Leerboek der psychologie (Groningen). Discussie. (Bij het omwerken van het referaat werd met enkele gestelde vragen reeds rekening gehouden). De heer Heidinga. 1. Uitgaande van de wetenschap dat de neurochirurgen door een ingreep wijzigingen kunnen aanbrengen in de geestelijke structuur, komt de vraag op of, wat wij vaak zedelijke afwijking of zonde noemen wel als zodanig mag aangemerkt worden. 2. K. E. von Baer (1864) en na hem G. Brecher (1932) hebben interessante beschouwingen gegeven over het moment, optisch, acustisch en tactiel (1/18 sec.) — voor de mens. Misschien wil spreker hierover zijn gedachten zeggen. 3. De ethologie leert dat een mannetjesroofvogel wel prooi aandraagt voor de jongen, maar niet zoals het wijfje die prooi voor de jongen verdelen kan. Zou deze gedraging van het mannetje zich k u n nen wijzigen b.v. door hormonale behandeling, zodat een afhankelijkheid bewezen wordt van physiologische instinctprocessen ? Spreker. 1. Zowel de relatie tussen geestelijke defecten en „fouten" in hersenbouw en hersenfunctie —• de laatste vaak weer een gevolg van een verstoring van het hormonale evenwicht — als de aanwezigheid van, een, overigens in sterkte en duidelijkheid zeer sterk varieërend, schuld- en zondebesef zijn als feiten zonder meer te aan-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen