GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 55

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

PALAEONTOLOGISCHE OUDERDOMSBEPALING

47

rende veranderingen hebben plaats gevonden. Onder D is tenslotte de gemiddelde veranderingssnelheid over de betreffende perioden weergegeven, verkregen door de waarden onder B te delen door die onder C. Hoewel men uit deze tabel moet concluderen dat over kortere perioden de veranderingssnelheid nog wel wat wisselt, blijkt uit de volgende Tabel 5 van Simpson dat over grotere tijdseenheden die verschillen toch weer wegvallen en er een volgens Simpson treffende overeenkomst is tussen de relatieve waarden, die verkregen werden op grond van de schattingen omtrent de hoeveelheid structurele verandering en die op grond van andere gegevens verkregen. Tabel 5. Schattingen omtrent de duur van de Tertiaire étages (in millioenen jaren) A B C Phoceen 10 8 9 Mioceen 11 13 13 Oligoceen 7>^ 8 7 Eoceen 16 16 15 Onder A: de waarden volgens Matthew, gebaseerd op de hypothese van uniforme evolutie. Onder B: dergelijke waarden, gecorrigeerd naar moderne opvattingen. Onder C: waarden onafhankelijk van de bovengenoemde verkregen, op grond van gegevens omtrent sedimentatie, radioactiviteit, algemene veranderingen in de fauna enz. (De absolute waarden onder C in Tabel 4 en onder A en B in Tabel 5 worden door Simpson verkregen door uit te gaan van de absolute ouderdom van het Tertiair, behalve het Palaeoceen, die gesteld werd op 45.000.000 jaar). Vergelijking van de waarden onder A en onder B leert, dat volgens Matthew Mioceen en Plioceen ongeveer even lange tijdvakken zijn geweest. Volgens de nieuwere schattingen zou het Mioceen anderhalf maal zo lang hebben geduurd als het Plioceen. Simpson wijt dit verschil voor een belangrijk deel aan het feit, dat Matthew de basis van het Plioceen lager legde dan de anderen. Concluderend kunnen we dus opmerken, dat wat de relatieve duur van de Tertiaire tijdvakken betreft, de resultaten van Matthew in grote lijnen in overeenstemming blijken met die op andere wijze verkregen, waarmee overigens nog niet gezegd hoeft te zijn, dat zijn uitgangspunt daarmee volledig als juist bewezen is. In ieder geval mag men zeggen, dat de eerste serieuze pogingen de optredende geleidelijke veranderingen in de ontwikkeling van de dierenwereld in de zogenaamde phylogenetische reeksen te gebruiken om de relatieve duur van kleinere of grotere onderdelen van de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 55

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's