GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 68

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

60

J. VERSEVELDT

op het Noordelijk halfrond continentale klimaten (hete zomers en strenge winters) afwisselden met oceanische klimaten (koele zomers, zachte vdnters) en zij vertellen ons tevens, wannéér zulk een klimaat heerste. Paul Beek (1937, 1938) heeft nagegaan, welke invloed het optreden van een extreem landklimaat en van een sterk oceanisch klimaat zou moeten hebben op de ligging van de sneeuwgrens en op de uitbreiding der gletschers in de Zwitserse Alpen. Rekening houdend met de toe- of afname van het aantal vorstmaanden op verschillende hoogten (een vorstmaand is volgens Beek een maand met een gemiddelde temperat\mr beneden 0 C.) en met veranderingen in de luchtvochtigheid komt hij c a . tot deze conclusie, dat bij een oceanisch klimaat de sneeuwgrens aanzienlijk lager komt te liggen, in het „Milankovitchjaar 187000" (Riss II) ongeveer 1300 m. lager, hetgeen klopt met de bedragen, door geologen op zuiver geologische gronden reeds eerder genoemd (vgl. de curve van Tenek). Een belangrijke factor is ook nog de afkoelende werking, uitgeoefend op de atmosfeer door groter wordende gletschergebieden (Brooks, 1936). Klopt de curve van Milankovitch nu met de door de geologen gevonden feiten? In de eerste plaats wijs ik op de „warme top", 10.000 jaar geleden, wat in overeenstemming is met talrijke waarnemingen in venen in ons land en elders, het is de hazelaartijd of het boreaal. En verder blijkt uit de curve, dat er de laatste 600.000 jaar negen maal een ijstijd moet zijn geweest. Deze zijn inderdaad geconstateerd, zoals uit het volgende blijken zal. b. De klimaatscurve van A. Penck. Het is wel heel merkwaardig, dat reeds in 1909, dus vóór de eerste stralingscurve werd gepubliceerd, een klimaatskromme voor het kwartair werd getekend, en wel door Albrecht Penck, een der grootmeesters van de glaciaalgeologie. Penck heeft geschat de tijd die nodig geweest moet zijn om de door hem gevonden dalinsnijdingen in de Alpen en het Voorland gedurende de 3 interglaciale tijden tot stand te brengen (gedurende een warmere, interglaciale tijd sneden de rivieren zich in, en wel des te dieper, naarmate de interglaciale tijd langer duurde). Ook rekende hij met de sterkte van de verwering der fluvioglaciale afzettingen en der eindmorenen. Wanneer we nu de duur van de periode na de Würmijstijd gelijk 1 stellen, dan moet volgens de schatting van Penek het Riss-Würm interglaciaal op min-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's

1951 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 68

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1951

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 224 Pagina's