GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 209

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET THEOLOGISCH ASPECT VAN DE HOMOSEXUALITEIT

169

en grote gebod was: „Gij zult liefhebben de Here uw God". Liefde tot God bestaat in het doen van Zijn geboden, maar omdat God ons inzake de homosexualiteit m.i. geen expliciete geboden of verboden heeft geopenbaard, zal de liefde tot God ook hier alleen inhoud krijgen, indien wij ons bezinnen op de naastenliefde. Het gaat er inderdaad om dat we de Here onze God liefhebben met alles wat in ons is. Maar wat dat concreet betekent zal ons alleen duidelijk kunnen worden, als we voor ons zien hoe een hetero- en een homosexueel hun naaste zullen liefhebben. Het zal u wel niet verwonderen, dat ik vandaag zowel de heteroals de homosexueel in het licht van het liefdegebod wil trekken. Bij het onderwerp „Bijbel en homosexualiteit" is niet slechts de ethiek voor de homosexuele mens aan de orde maar gaat het er voor de meesten van ons primair om, hoe de heterosexueel tegenover de homosexueel moet staan, hoe hij deze naaste zal liefhebben als zichzelf. Het is ongetwijfeld waar, dat we dan ook moeten weten, wat het liefdegebod voor de homosexueel betekent. We willen deze vraag zelfs allereerst aan de orde stellen, hopelijk echter niet uit een eigenwijze bemoeizucht met een „vreemde" ander, maar in de oprechte begeerte deze ander geen lasten op te leggen, die God hem niet dragen doet. Wat betekent dus het gebod van de naastenliefde voor de homosexuele mens? Het is ook voor de homosexueel geen last, maar juist de grote bevrijding, indien hij z'n naaste leert liefhebben als zichzelf, maar houdt dit nu in (zoals de geldende Christelijke moraal wil), dat hij zijn drang tot vereniging met de gelijkgerichte naaste in alle gevallen een absolute ascese moet opleggen? Het is in dezen beslissend wat ons mensbeeld is. Naar ik meen behoort het tot de integrerende trekken van het Bijbelse mensbeeld, dat alleen-zijn voor de mens niet goed is. Wel doet het deugd in een tijd, waarin onze oren tuiten van communicatie, Ich-Du-Verhaltnis etc, de lof der eenzaamheid te horen bezingen zoals R. Fentener van Vlissingen doet in een artikel „Toen was ik geheel alleen" (Tijdschrift voor ziekenverpleging, 15 okt. 1959). Terecht zegt de schrijver, dat geen werkelijke gemeenschap mogelijk is voor wie niet alleen kan zijn, maar gelukkig erkent hij ook de armoede van de mens die geen samenzijn kent. Al schuilt in Binswangers spreken over de „Wirheit" m.i. ook een overspanning van het commune, zijn mensbeeld acht ik in dit opzicht toch Bijbelser dan bijv. de monadenleer van Leibnitz. Is aldus de menselijke aandrang tot sexuele, erotische, totale, existentiële gemeenschap met een medemens volgens de Bijbel volkomen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's

1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 209

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 304 Pagina's