1960 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 186

150

G. J. SIZOO

drang tot weten, tot haar recht kan komen in een samenleving waar de nuttigheidsgedachte zo sterk domineert, zeer zorgvuldige aandacht verdient en wel met name van de universiteiten, die zich nog steeds met recht voor het zuiver-wetenschappelijk onderzoek verantwoordelijk achten. Van de eigen-geaardheid van de zuiver-wetenschappelijke bezigheid, die zich richt op de voortbrenging van de geestelijke goederen van kennis omtrent het geschapene en inzicht in de daarin geldende betrekkingen, ben ik diep overtuigd. Ik wil zelfs gaame bekennen, dat ik bij mijn poging, ten behoeve van deze voordracht, uit de geschiedenis enig materiaal op te diepen ter illustratie van de invloed die de behoefte der samenleving tot het voortbrengen van materiële goederen uit de natuur, geoefend heeft op de gang der natuurwetenschap, toch nog het meest getroffen ben door het verschijnsel dat deze laatste, ondanks deze invloed, toch haar eigen vormen en wegen zoekt, en op die eigen wegen haar meest fundamentele ontdekkingen doet. Anderzijds, ook waar de natuurwetenschap om het weten zelf en zonder beoogd materieel belang wordt beoefend, houden haar resul taten toch steeds een ontsluiting in van de in de natuur gegeven mogelijkheden. Deze aan het welzijn der samenleving dienstbaar te maken is niet minder een aan de mens opgelegde taak en roeping. Wie zijn leven aan deze roeping wijdt, doet aan de wetenschap niet te kort, maar werkt er toe mede, haar potenties ook in de werkelijkheid te actualiseren en daarmede de rijkdom der schepping te ontvouwen. Daarom kan ik mij niet aansluiten bij hen, die in de hedendaagse intense wisselwerking tussen industrie en natuurwetenschap slechts aanleiding zien tot het waarschuwen voor de bedreiging van de vrijheid en onafhankelijkheid van het zuiver-wetenschappelijk onderzoek. Integendeel, ik meen dat het behoud van de eigen-geaardheid van dit onderzoek veel meer gebaat is bij de bereidheid der universitaire gemeenschap deze wisselwerking met het industriële leven ook organisatorisch in goede banen te leiden. Voorwaarde daartoe, en ook eis van wetenschappelijke objectiviteit, is zeker een erkenning en positieve waardering van de betekenis die de industrie voor de ontwikkeling der natuurwetenschap gehad heeft en behouden zal. Daarom ben ik temeer de leiding van dit congres erkentelijk voor de mij geboden gelegenheid tot deze waardering een bescheiden bijdrage te mogen leveren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen