GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1968 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 249

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

„CREATIVITEIT EN NATUURWETENSCHAP").* DOOR

C. J. D I P P E L Inleiding „Creativiteit" is met het woord „mondigheid" plotseling tot de begrippen gaan behoren, die nieuwe aandacht vragen. Ze zijn mode geworden. Beschamend mogen we ons wel realiseren, dat „mondigheid" reeds in 1784 door Kant in zijn geschrift „Was ist Aufklarung?" scherp is gedefinieerd. Het is waarschijnlijk niet te gezocht om deze vernieuwde aandacht in verband te brengen met het vage besef, dat we merken in een volstrekt andere constellatie van cultuurvoorwaarden terecht gekomen te zijn dan we eigenlijk na de destructie van de tweede wereldoorlog hadden verwacht. In plaats van schaarste, armoede en harde arbeid zijn overvloed, rijkdom en vrije tijd ons deel. Wat kan dit anders betekenen dan dat we in staat zijn met de ellendigste levenssituaties succesvol ,,klaar" te komen, d.w.z. mondige mensen zijn, die „creatief" nieuwe situaties scheppen? Opvallend is daarbij, dat bij voorkeur gesproken wordt over „creativiteit" zonder meer en niet over „creatieve arbeid". Dit suggereert, dat waar de binding aan de arbeid vermindert de kansen op creativiteit toenemen. Werkelijke mondigheid betekent echter het inzicht, dat het werktuig van de mondigheid de „kritiek" is, waaraan zich alles moet onderwerpen, niet alleen de heiligheid van de religie, maar ook de structuren van onze maatschappelijke orde, de motieven van ons „ego" en van de collectiviteiten rondom dit ego. „Kritiek" wordt hier bedoeld in de Kantiaanse zin als bemoeiing rondom de bewustwording inzake de vragen: wat kan ik weten?, wat moet ik doen?, wat mag ik hopen?, wat is de mens? Zo ergens dan kan men zich tegenover deze kritische mondigheid bewust worden, dat het hier gaat om harde arbeid die breekt met geliefde vanzelfsprekendheden en perspectief opent voor nieuwe arbeid. „Kritiek" schept verandering, revolutie, omkering, kan creatief zijn en creativiteit als verandering schept arbeid. Met recht kan men zich dus afvragen of „creativiteit" los te denken

* Omgewerkte Dies-rede Societas Studiosorum Reformatorum Leiden, Groot Auditorium Universiteit, 2 november 1967.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 314 Pagina's

1968 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 249

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 314 Pagina's