Dr. Abraham Kuyper en de Vrije Universiteit - pagina 275
Van het grootste belang daarbij is dat Kuyper in de scheppingsleer
niet bij de goddelijke aanraking in de kern bleef staan. Dat was noch
individualistisch bedoeld, noch om het geheel daartoe te beperken. Van-
uit de wortel of kern kwam pluriform leven voort. De samenhang van
en integratie met die kernen werd met het begrip 'organisch' van de Ro-
mantiek aangegeven.
Zo was het ook met de wedergeboorte. Van de wedergeboorte uit
kwam geheel de cultuur in zicht met kerk, gezin, maatschappij, onder-
wijs, wetenschap, politiek en staat. En de samenhang werd gevonden in
de kerk-als-organisme. Met kerk-als-organisme bedoelde Kuyper te zeg-
gen, dat de wedergeboren mensen op allerlei terreinen van het leven sa-
men optreden, buiten de zeggenschap van de kerk als instituut. Het
organisme-begrip duidt dan vooral op levende samenhang.
Evenzo werd de theologie als sancta theologica niet geïsoleerd behan-
deld, maar binnen het bredere kader van een organische weten-
schapsleer. Uit zijn antropologie en theologie kwam zo ook een grootse
cultuurbeschouwing voort.
De theologie behoorde in het organische verband van de universiteit
tot een der vijf faculteiten. Toch stelde Kuyper prijs op de naam sancta
theologia, en wel om drie redenen.
In de eerste plaats was het voorwerp van studie, Gods openbaring in
de bijbel, gekenmerkt 'door het intreden van een onmiddellijke godde-
lijke actie, die door het onware en zondige doorbreekt, om ons, bij een
eigen licht, het ware en heilige, te midden van deze leugenachtige en zon-
dige toestanden, en dus in tegenstelling met die toestanden, te doen ken-
nen.'
Vervolgens kon alleen de wedergeboren mens deze openbaring ver-
staan en bestuderen.
En ten derde moest ook de methode der theologie worden bezield
door de Heilige Geest, die de ontwikkeling der theologie door de eeuwen
heen leidde als 'Doctor ecclesiae.''
Dat Kuyper dit van de theologie geloofde, kan men accepteren, maar
toch moet de vraag gesteld worden hoe hierbij het analyserende en con-
cluderende weten functioneert. Deze heilige godgeleerdheid moest im-
mers functioneren als wetenschap binnen het organisme der weten-
schappen. Men kan hem in het volgende wel weer bijvallen: de theoloog
'kan God niet onderzoeken. Er valt hier niets te ontleden. Er zijn hier
geen verschijnselen, waaruit te concluderen valt. Alleen zoo die wondere
God spreken wil, kan hij luisteren.'
Maar als dit zo is, hoe waren dan enerzijds zijn opmerkingen over
Gods 'zelfkennisse' mogelijk, en waarom liet hij anderzijds geen ruimte
voor Schriftkritiek?
269
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 374 Pagina's