De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 86
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
uit de bijbeltekst volgde, ook volstrekt waar: 'Eerst schiep God de
stof, en uit deze het lichaam. Hij deed dat los van eiken samenhang
met eenigen menschelijken geest, die er toen immers nog niet was.
... De mensch bestaat alzoo uit twee deelen: lichaam en ziel; uit
twee substanties: stof en geest.'
Een jaar na de discussie met Greydanus bestreed Ubbink een
andere studiegenoot in een brochure getiteld: Het Pantheïsme van
Dr. A.H. de Hartog. De Hartog was anders dan zijn jaargenoten
Greydanus en R.H. Woltjer, een zeer zelfstandig leerling van
Kuyper, die in zijn apologetische geschriften en redevoeringen door
een verbinding van Romantiek en Christendom, Hegel en Kuyper,
een eigen levensleer verkondigde. Juist tegenovergesteld aan het
verwijt van een starre visie op de werkelijkheid bij Greydanus,
verweet Ubbink aan De Hartog de leer van een ontwik-
kelingsproces in God. Ubbink vroeg hem verwijtend: 'waarom
zouden we ons dan ook vastklemmen aan die uitwendige
gebeurtenissen, waar al het verschijnende, tastbare en zichtbare
slechts voorbijgaande schijn is?!'
Deze bestrijding van Greydanus en De Hartog samen gaf de
positie van de meeste theologen in die tijd aan als een plaats tussen
objectivisme en subjectivisme. Zo werd door de theologen zelf het
verschil tussen twee richtingen binnen de Gereformeerde Kerken
gekarakteriseerd. De subjectivistische De Hartog verliet de Gerefor-
meerde Kerken reeds als student en werd Hervormd. Toen
Greydanus in 1917 hoogleraar te Kampen werd, gaf die benoeming
ook aan dat het objectivisme in de Gereformeerde Kerken een
grote plaats innam. Daarnaast bestond, vooral bij de jongeren, een
belangrijke subjectivistische stroming met een sterke neiging tot de
mystiek en grote belangstelling voor evangelisatie, zending en
cultuur.
Ubbink moest vervolgens wel opponeren tegen V. Hepp, toen
deze op 19 en 20 september 1916 op de vergadering van de
gereformeerde predikanten te Utrecht de dogmatiek Het heersen
over de bijbeluitleg. Volgens de scholastieke redenering van Hepp
moest de exegese van de bijbel uitgaan van de analogia fidei, de
overeenstemming des geloofs. Dat wilde zeggen dat de exegese
moest uitgaan van de gehele bijbel, met de hoofdgedachten uit dat
Schriftgeheel, zoals deze door de kerk werden nagedacht in de
dogmatiek. Of met de woorden van Hepp:
82
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's