Pionieren toen en nu. De geschiedenis van het Paedologische Institutuut in Amsterdam 1931-1989. - pagina 50
De geschiedenis van het Paedologische Instituut in Amsterdam 1931-1989
de universiteit. Het een en ander had zeker voordelen, bijv.
geen van bovenaf opgelegde regels en dus veel vrijheid van
handelen, maar bracht tevens nadelen met zich mee. Het
p.i. diende zichzelf, via de opbrengst van de verpleeggel-
den en de bijdrage van de v.u. te bedruipen. Dat was op
zichzelf gezien geen ramp voor de exploitatie, maar het gaf
weinig mogelijkheden om nieuwbouw geregeld te krijgen.
Wat het werk met de kinderen betreft kan gezegd wor-
den dat de nadruk meer en meer kwam te liggen op de
behandeling in plaats van de observatie en dan met name
het multidisciplinaire karakter van de behandeling, waarbij
de psychologische bijdrage heel centraal was. Dit is goed te
zien in de behandelingsmogelijkheden die genoemd wor-
den in het jaarverslag 1961-1963. Een eerste aspect lag
op het medische vlak. Na opname in het p.i. werden alle
kinderen gezien door de huisarts, de neuroloog en de
K.N.o.-arts en werd tevens een E.E.G. gemaakt. Indien
nodig werden de kinderen naar bijv. een kinderarts, een
oogarts of een endocrinoloog verwezen. Een medicamen-
teuze therapie was ook mogelijk, bijvoorbeeld om het bed-
plassen te verhelpen. De tweede behandelingsmogelijkheid
lag in het pedagogische werk in het leefmilieu. Er waren
toen negen zgn. 'leefgroepen' die bestonden uit ongeveer
acht kinderen. De derde mogelijkheid was de creatieve
therapie. Die bestond uit het beoefenen van onder andere
handenarbeid, schilderen en creatief spel. De vierde moge-
lijkheid kinderen te behandelen lag in het pedagogisch-
didactische werk op school. Het onderwijs vond plaats in
kleine groepen met ongeveer tien kinderen. Daarnaast
waren er mogelijkheden tot een volledig individuele spe-
ciaal-didactische aanpak en niet te vergeten de logopedi-
sche hulp. De vijfde categorie van behandeling waren de
psychologische werkzaamheden. Deze bestonden uit het
vaststellen van de diagnose en het opzetten van een thera-
pie en tevens consultatieve contacten met de groepsleid-
sters en onderwijzers, de zgn. 'beleidspsychologie'. Verder
bestonden de psychologische werkzaamheden uit het advi-
seren van ouders. De laatste behandelingsmogelijkheid was
het sociale werk. Dit bestond uit samenwerking met de ou-
ders en het onderhouden van contacten met instanties. Tot
48
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Publicaties VU-geschiedenis | 72 Pagina's
![Pionieren toen en nu. De geschiedenis van het Paedologische Institutuut in Amsterdam 1931-1989. - pagina 50](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/publicaties-vu-geschiedenis/pionieren-toen-en-nu-de-geschiedenis-van-het-paedologische-institutuut-in-amsterdam-1931-1989/1989/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Publicaties VU-geschiedenis | 72 Pagina's