Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 145
In de departementale HOAK-nota (Hoger Onderwijs Autonomie en Kwaliteit) van
1985 werd kwaliteitscontrole als een centraal element in de toekomstige verhouding
tussen instellingen en departement ten tonele gevoerd. Dat kwaliteit, zowel in
onderwijs als in onderzoek, een essentiële overweging diende te zijn m de toe-
komstige ontwikkeling van het wetenschappelijk onderwijs, daarover bestond ook
binnen de VSF, die zichzelf kwalitatief behoorlijk aan de maat achtten, geen verschil
van opvattmg.
Vanaf 1986 werden binnen de VSF/FdA alle studieonderdelen uit het l'- en
2'-jaars onderwijsprogramma, inclusief de daarbij behorende tentamens, sys-
tematisch geëvalueerd door middel van studentenenquêtes. Vanaf 1988 wer-
den ook de onderdelen van het 3'- en 4'-jaarsprogramma op een dergelijke
wijze geëvalueerd. Met de resultaten van die enquêtes werd omzichtig omge-
gaan. Zij werden ter kennis gebracht van de betrokken docent, het (sub)facul-
teitsbestuur, de betrokken vakgroepvoorzitter, de onderwijscoördinator en de
voorzitter van de onderwijscommissie(s). Tegen een, van studentenzijde
bepleite, algemene openbaarmaking bestonden lange tijd grote bezwaren. De
enquêteresultaten waren, hoewel ongetwijfeld indicatief, per definitie subjec-
tief. Openbaarmaking ervan zou individuele docenten
kunnen schaden, maar bovenal contraproductief kunnen werken als het ging
om verhoging van de onderwijskwaliteit. In de onderwijsverslagen van de
(sub)faculteit werden de enquêteresultaten niet geïndividualiseerd maar gecu-
muleerd weergegeven. Dat neemt niet weg dat individuele docenten en vak-
groepvoorzitters indringend geconfronteerd werden met enquêteresultaten. In
het algemeen werd dat positief opgepakt en werden, voorzover van toepas-
sing, verbeteringen gerealiseerd. In enkele gevallen moest het (sub)faculteits-
bestuur ingrijpen. In de loop van de jaren leerde de ervaring dat studenten
buitengewoon verantwoordelijk omgingen met het invullen van enquêteformu-
lieren. De subjectieve enquêteresultaten konden daardoor steeds meer de sta-
tus van een semi-objectieve waardering krijgen. Uiteindelijk zouden daardoor
ook de bezwaren tegen algemene openbaarmaking komen te vervallen.
Over het kwaliteitsbegrip ontstonden tussen CvB en VSF echter de nodige
meningsverschillen. Vanuit het gezichtspunt van het CvB diende onderwijskwaliteit
zich allereerst te manifesteren in maximale prestaties ten aanzien van studievoort-
gang en studierendementen, kortom kengetallen. Vanuit de verantwoordingsplicht
jegens het departement en vanuit concurrentieoverwegingen een begrijpelijke
benadering. Even begrijpelijk was echter de wat ouderwetse positie van de VSF, die
betoogden dat studievoortgang en studierendementen door verandering van normen
en studie-inhoud naar believen gemanipuleerd konden worden en derhalve op
zichzelf geen objectieve indicator voor de onderwijskwaliteit konden vormen.
Bovendien, zo leerde de praktijk, bepaalden individuele keuzes van studenten (bij-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's