Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 224
scheidende voorzitter van de per 1 januari 1992 op te heffen stichting AWON,
weten dat wat hem betreft het evident is dat de TU Delft als penvoerder van een
onderzoeksschool Hydrologie zou moeten optreden. Psychologisch gooit vanaf dat
moment de sectie Hydrologie de penvoerdershanddoek in de ring. Pas nadat in
1994 in Delft Van den Akker als opvolger van Van Dam is benoemd wordt het over-
leg over de onderzoeksschool Hydrologie weer actueel. In 1996 trekken de VU en
vervolgens ook Wageningen zich uit dat overleg terug als blijkt dat Van den Akker
betrokken is bij een Utrechts initiatief voor het ontwikkelen van een onafhankelijke
hydrologische opleiding.
In beperkte mate, en in het verlengde van de ontwikkeling van de opleiding milieu-
wetenschappen, zal de faculteit medio jaren '90 tenslotte nog investeren in de
milieuonderzoeksschool SENSE (Socio-Economlc and Natural Sciences of the Enviro-
ment) via het door de faculteit Scheikunde beheerde onderzoeksinstituut ACES
(Amsterdam Centre for Environmental Science).
Al met al is, wanneer medio jaren '90 de nieuwe onderzoeksstructuur zich in
hoofdlijnen geconsolideerd heeft, de positie faculteit daarin, ondanks de impasse
rond de hydrologie, bepaald niet ongunstig. De nieuwe constellatie bevestigt en
versterkt de positie als serieuze landelijke speler. Met het penvoerderschap van
NSG is binnen de geologie een centrale positie gerealiseerd. Die succesvolle ont-
222 wikkeling is door verschillende factoren bepaald. Allereerst door de inzet en verbeel-
dingskracht van verschillende betrokkenen, met name Cloetingh, maar evenzeer
door de internationale statuur van de onderzoeksleiders: Cloetingh, Schlager, Van
Hinte en Touret. De aanzienlijke omvang van het geologische onderzoekscomparti-
ment binnen de FdA, in belangrijke mate bepaald door de effecten van de TVC-
operatie en de overname van het ICO, maakt het de faculteit vervolgens mogelijk
om ook kwantitatief een vooraanstaande rol te spelen op het nationale speelveld.
Mede gezien de Utrechtse ambities op het terrein van de geofysica is daarmee de
ruimte ontstaan voor het penvoerderschap van een nationale onderzoeksschool op
het terrein van de geologie. En waar verwacht mag worden dat de Vrije
Universiteit, die als relatief kleine instelling landelijk slechts op bescheiden schaal
een leidende rol kan spelen binnen de nieuwe onderzoeksconstellatie, gemotiveerd
zal zijn zich in een dergelijke situatie ook nationaal in het bijzonder voor de geolo-
gie in te z e t t e n " , is het voor de Utrechtse sedimentaire geologie niet onlogisch
zich onder die vlag te scharen. Anderzijds is het voor de FdA van belang dat waar
ook vanuit de fysische geografie en verwante interessegebieden een serieuze (en
landelijk binnen de aardwetenschappen geaccepteerde) onderzoeksconcentratie,
ICC, is gerealiseerd, de faculteit daarin acte de presence zal geven. Landelijk
gezien is zo, voor wat de vaste aarde betreft, het aardwetenschappelijk onderzoek
in hoofdzaak geconcentreerd geraakt in een viertal scholen: een geofysische (de
Vening Meinesz school), een geologische (NSG), een fysisch-geografische (ICC) en
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's