Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 36
de bestaande samenwerking van geologie en fysische geografie binnen het
Instituut voor Aardwetenschappen. In het schema werd uitgegaan van een gecom-
pliceerd systeem van vergaderingen, raden en afdelingen. Uitgangspunt was demo-
cratie aan de basis. Er werden vier geledingen onderscheiden; hoogleraren/docen-
ten, wetenschappelijke staf, studenten en bedrijfspersoneel. Elk van die geledingen
zou zijn eigen "plenaire vergadering" kennen en daarnaast was de mogelijkheid
voorzien van een plenaire vergadering van alle geledingen tezamen. Aan de plenai-
re vergadering van hoogleraren en docenten, het "convent", waren bijzondere
bevoegdheden toegedacht. Centraal in het functioneren van het Instituut zouden
de Afdelingen (grosso modo identiek aan wat later vakgroepen zouden worden)
staan. Aan hen was een zo groot mogelijke autonomie toegedacht ten aanzien van
onderzoek en doctoraalonderwijs. Van de afdelingen zouden hoogleraren, docen-
ten, stafleden en kandidaten in de betreffende vakken deel uitmaken, alsmede
relevante vertegenwoordigers van het bedrijfspersoneel. Alles op basis van het one
man one vote principe. Voor het prekandidaats onderwijs waren afzonderlijke
studieraden geologie en fysische geografie voorzien, met daarboven een coördi-
nerende Onderwijsraad. Qua steminvloed zouden staf en studenten in deze raden
gelijkelijk vertegenwoordigd zijn. Voorts omvatte het schema een Onderzoeksraad
voor de geologie en fysische geografie gezamenlijk en een Bedrijfspersoneelsraad.
Al deze raden dienden hun werkzaamheden onderling af te stemmen. Aan de
Instituutsraad was primair de taak toebedacht van beroepslichaam, voor personen
en afzonderlijke raden. En tenslotte was er het Dagelijks Bestuur, bestaande uit
directeur en beheerder, dat het beleid zoals bepaald in raden, afdelingen en con-
vent, zou uitvoeren.
Met de indiening van het voorontwerp WUB in februari 1970 werden er meer con-
crete kaders en randvoorwaarden zichtbaar waarbinnen de democratisering gestal-
te zou moeten krijgen. Door de conservator van het Instituut, Breimer, en vervol-
gens door het wetenschappelijk corps^ worden nu structuurmodellen opgesteld die
afwijken, en een vereenvoudiging behelzen ten opzichte van de eerdere voorstellen
van de herstructureringscommissie. Het accent komt nu te liggen op enerzijds de
subfaculteit als centrale bestuurlijke eenheid en anderzijds de vakgroepen als
werkeenheden. De Subfaculteitsraad, waarin de helft van de zetels door het weten-
schappelijk personeel wordt ingenomen, is verantwoordelijk voor beleid en
bestuur van de subfaculteit, het (dagelijks) bestuur bereidt een en ander voor en
draagt zorg voor de uitvoering. Voor de vakgroepen is het one man one vote sys-
teem voorzien, met per geleding recht van beroep op de subfaculteitsraad. Het
Instituut krijgt een positie als eenheid van beheer, met een centrale rol voor de
beheerder/conservator. Onderwijscommissie, onderzoekscommissie en ook een
commissie personeelszaken worden geplaatst in het kader van de beleidsvoorbe-
reiding van de subfaculteitsraad. Al met al een model dat in hoofdlijnen overeen-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's